VRIJ! DIXI’s berichtgeving in 1945, rond de bevrijding van Avereest
Amper een week na de bevrijding van Avereest (6 april 1945), waarbij ten gevolge van een wraakaktie van de bezetter negen inwoners van deze gemeente het leven lieten, werd op donderdag 12 april een stencil verspreid met het kopje:
DIXI was een pseudoniem van L.E. Mokveld. Mokveld, woonachtig te Dedemsvaart aan de Hoofdvaart F283, thans Hoofdvaart 26, was in de vooroorlogse jaren free-lance redacteur bij ruim 40 (!) regionale dag- en weekbladen, waaronder de Dedemsvaartse Courant, die in die jaren nog werd uitgegeven door de firma Gelderman. Hij was in Avereest befaamd om zijn messcherpe pen, waannee hij zich onder de bestuurderen van Avereest niet geliefd maakte. Hij had onder meer een vreselijke hekel aan besloten raadsvergaderingen. Hij wist in het eerstvolgende nummer van de Dedemsvaartse Courant dan ook haarfijn te melden waarover achter gesloten deuren was gesproken. Hij liet dan ”de horretjes spreken”. Ook waarschuwde hij veelvuldig voor het gevaar van Nazi-infectie.
De kritische houding van Mokveld bracht hem menigmaal in conflict met uitgever H.J. Gelderman, die als ondernemer een meer behoudende koers placht te varen. Na het uitbreken van de tweede wereldoorlog besloten meerdere regionale kranten geen artikelen van Mokveld te plaatsen, omdat ze hierdoor in moeilijkheden kwamen met de bezetter. Omdat vanuit de lezersschare van DIXI veel vraag bleef naar zijn polemieken, besloot Mokveld deze artikelen te bundelen en uit te geven, zoals moge blijken uit de nieuwjaarskaart die begin 1941 in Avereest werd verspreid. Van deze bundels zijn voor zover bekend- geen exemplaren bewaard gebleven. Mokveld publiceerde Dixi’s weekuitgave totdat op 23 maart 1941 de Sicherheitspolizei zijn huis binnenviel en hem na huiszoeking voor de keuze stelde: óf schriftelijk verklaren dat hij zijn journalistieke werkzaamheden zou staken, óf ingesloten worden in een Duits concentratiekamp. Mokveld koos voor het eerste, en hield zich gedurende de rest van de oorlogsjaren op de achtergrond.
De Dedemsvaartse Courant werd op 27 april 1943 door de bezetter verboden, nadat de krant al tweemaal eerder een tijdelijk verschijningsverbod opgelegd had gekregen. Dit maal had uitgever H.J. Gelderman geweigerd een foto van Hitler op de voorpagina af te drukken. Hij volstond met een foto op het binnenblad (want helemaal niet publiceren zou veel ingrijpender gevolgen hebben). Hoewel de Dedemsvaartse niet als ”fout” kon worden aangemerkt bleef er na de oorlog toch nog een periode een verschijningsverbod.
Met de bevrijding jeukten DIXI’s vingers, die de informatievoorziening voor de burgers als een hoog goed beschouwde, en zeker in deze periode viel er veel te melden. Zo verscheen het eerste nummer van ”oorlogsnieuws” op 12 apri1 1945.
De eerste zes nummers (12-18 april) werden bij technisch bureau Hazenberg (beheerder van de radiocentrale) gestencild en op een aantal punten in de gemeente aangeboden.
De inhoud van de eerste oorlogsbulletins geeft een beeld van de fronten in Europa (het zou nog drie weken duren tot de capitulatie van de Duitsers) en meer gedetailleerd in Nederland. Zo meldde DIXI op 14 april dat Arnhem praktisch bevrijd was, op 15 april de bevrijding van Velp en Brummen en op 16 april van Zwolle en Apeldoorn. Dixi besteedde ruime aandacht aan het plaatselijke nieuws, waarbij hij het niet schuwde om plaatselijke N.S.B.’-ers met naam en toenaam, en dikwijls op cynische wijze, aandacht te geven. Hiervan moge het volgende artikel uit het eerste bulletin een voorbeeld zijn:
Daarnaast werd het medium gebruikt voor bekendmakingen van de loco-burgemeester J.Wolthuis, die na het vertrek van N.S.B.-burgemeester Jan van Arkel het roer in handen had, in afwachting van de terugkomst van burgemeester van Ravesloot.
Ook werd het bulletin al in die eerste dagen gebruikt om vermiste personen, waarvan het vermoeden bestond dat ze zich in Avereest ophielden, op te sporen.
Dixi waarschuwde in deze bulletins voor het gevaar van niet-ontplofte projectielen en hij maakte melding van het eerste na-oorlogse sportevenement: Op woensdag 18 april zou ’s avonds om 7 uur op het sportterrein te Balkbrug een voetbalwedstrijd plaats vinden tussen ”een Britsch militair elftal en een elftal van de N.B.S.” (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten).
Voor DIXI was de informatievoorziening zo belangrijk dat hij zich niet beperkte tot deze stencils: Hij verzorgde ook dagelijkse berichtgeving (zelfs op zondag) op diverse informatieborden in de gemeente, o.a. bij Haitjema aan de Julianastraat, bij Kooistra aan Sluis 6 en in Balkbrug bij hotel de Munnink en bij slager Nijensikkens.
In de loop van de tweede week kondigde DIXI aan dat hij op zaterdag 21 april een gedrukt exemplaar zou uitgeven in een oplage van 3000 stuks. Hiertoe had bij contact gezocht met drukkerij Spithorst aan de Julianastraat, wiens drukkerij nog geheel intact was en die nog over een beperkte papiervoorraad beschikte.
Zo verscheen op die bewuste zaterdag een op oranjekleurig papier gedrukte uitgave van DIXI’s bulletin (nr. 7), waarop met grote letters gedrukt stond: VRIJ!
Dit eerste gedrukte nummer bevatte o.a. artikelen van loco-burgemeester Wolthuis, N.H. predikant van Heerden, geref. predikant van der Weij, pastoor Swarte en van DIXI zelf. Voorts bevatte dit nummer een reeks advertenties, ten teken dat de draad in Avereest weer door een ieder werd opgepakt. Ook werd in dit nummer melding gemaakt van de terugkomst van de gezusters Scholten, die gedurende twee jaren onderdak verschaften aan de onderduiker Menno Spier en diens metgezel, totdat de S.D. op dinsdag 5 december 1944 bij huiszoeking de bewoners oppakten. Een gebeurtenis die grote opschudding onder de Dedemsvaartse bevolking had teweeg gebracht, want ”zuster” Jo Scholten, die als wijkzuster werkzaam was bij de vereniging voor Diaconessenarbeid, was zeer geliefd in Dedemsvaart. De beroering werd des te groter toen enkele dagen later meer mensen werden opgepakt, waaronder de huisarts Pieron. Zij werden verdacht van ondergrondse activiteiten. Al snel deed het gerucht de ronde dat Menno Spier en zijn metgezel communistische activiteiten hadden ontplooid vanuit hun onderduikadres, en dat bij de huiszoeking tassen met pistolen, 350 duizend gulden aan baar geld, een geheime drukkerij en een zendtoestel waren aangetroffen.
In de week van 23-27 april gaf DIXI vijf korte bulletins uit, waarin hij zich beperkte tot het nieuws van de fronten en een bonnenoverzicht van de distributiedienst. Op zaterdag 28 april kwam het tweede nummer van VRIJ! (DIXI’s bulletin nr. 13) uit. In dit nummer stelde hij, onderbouwd met feiten, de gedragingen van N.S.B. leider Klaas R. aan de kaak. Ook deed hij uitvoerig verslag van een ontmoeting met zuster Jo Scholten, waarin zij het hele verhaal van de huiszoeking en de internering vertelde. Tijdens dit interview verklaarde zuster Scholten met grote stelligheid dat van de geruchten over de pistolen, het geld en de andere aangetroffen zaken niets waar was. Het waren propagandistische roddels geweest.
Ook werd verslag gedaan van de terugkeer van burgemeester Mr. Ravesloot, die bij thuiskomst in Avereest moest vaststellen dat zijn woning geheel leeggeplunderd was. Korte tijd later werd onder de bevolking van Avereest een inzameling gehouden ten behoeve van de burgemeester, die een bedrag van fl5.000,= opleverde. Het echtpaar Ravesloot stelde dit bedrag ter beschikking van de oorlogsslachtoffers uit de gemeente Avereest.
Maar liefst een kwart van dit tweede nummer van VRIJ! werd gevuld met advertenties.
In de week van 30 april tot 4 mei verschenen DIXI’s bulletins nrs. 14-19. Op de verjaardag van prinses Juliana publiceerde DIXI de eerste gedetailleerde berichten over de vreselijke toestanden in het nog steeds bezette westen van Nederland.
”Gisteren werden de eerste voedselpakketten boven Nederlandsch gebied uitgeworpen, tezamen 600 ton geworpen op terreinen in de buurt van Rotterdam, Den Haag en Leiden. Het weer was ongunstig; vandaag wordt de bevoorrading voortgezet, als het weer meewerkt. De Westelijke bevolking was gisteren uitgelaten van vreugde bij de waarneming der reddende legioenen, die door de lucht trokken. Overal zwaaiden massa’s niet witte doeken en snelden duizenden naar de plaatsen, waar de pakketten waren neergekomen. Inmiddels was voor de verzameling daarvan een andere regeling getroffen. Ze zal geschieden door eigen Nederlandsche autoriteiten en door de distributiediensten worden verdeeld.
Vreeselijke bijzonderheden worden bekend over den toestand in het Westen. In één der kerken van Amsterdam staan 1500 lijken boven aarde, welke ‘wegens gebrek aan kisten niet ter aarde kunnen worden besteld. In Rotterdam stierven in Maart 1200 kinderen beneden 4 jaar. Er wordt gevreesd, dat aldaar ¼ der bevolking van 1 millioen zielen, van honger zal omkomen. De luizenplaag en scabies zijn ontzettend.
In verband met een en ander moet men er op rekenen, dat na de capitulatie niemand uit Zuid of Oost naar het Westen mag trekken. Holland moet omwille der inwoners aldaar voor een paar maanden hermetisch worden afgesloten daar de bevolking, verzwakt als ze is, al te vatbaar werd voor allerlei infecties. Men begrijpe dat goed, als straks strenge maatregelen van het RoodeKruis worden afgekondigd. Die maatregelen worden getroffen in het belang van het ongelukkige Westen. Men saboteere ze dus niet en men onderdrukke eigen verlangen, hoe verklaarbaar die ook mogen zijn.
Avereest moet deelnemen aan de hulpverleening; eenige duizenden terugkeerenden uit Duitschland, die nog niet naar het Westen door mogen gaan, moeten hier een paar maanden worden verzorgd. Offert daarom heden mild aan de Roode Kruis Collecte, als attentie ook aan onze jarige kroonprinses!”
Voorst berichtte DIXI in dit bulletin dat Mussolini geëxecuteerd was en dat waarschijnlijk ook Adolf Hitler dood was. De algehele capitulatie kon nog hooguit enkele dagen weg zijn. In de loop van die week werd duidelijk dat de legers in Duitsland massaal capituleerden. Vol onbegrip werd gereageerd op de vasthoudendheid van Rijkscommissaris Seyss Inquart.
Op zaterdag 5 mei verscheen het derde nummer van VRIJ! (DIXI’s bulletin nr. 20). Omdat VRIJ! al op vrijdag werd voorbereid, kon in dit nummer nog geen melding worden gemaakt van de algehele capitulatie. In het op dezelfde dag uitgebracht beknopte (en wederom op oranje-kleurig papier afgedrukte) bulletin nr. 21, luidde de kop: ”NEDERLAND IS BEVRIJD”. Het aantal abonnees op VRIJ! was nu reeds opgelopen tot 2300. Naast de nieuwsgaring en voorbereidingen voor de bulletins ging derhalve veel tijd gemoeid met de administratie. In dit nummer van 5 mei werd melding gemaakt van twee gevallen (ex) Avereesters: Hendrik Drost op 8 maart te Ugchelen en Maarten Munnik op 13 april te Brummen.
In de daarop volgende week verschenen de laatste nummers van DIXI’s bulletins. Op vrijdag 11 mei (daags na hemelvaart) meldde DIXI:
Voorts meldde DIXI dat heden begonnen was met het vullen van de gashouder, waardoor vanaf ”morgen”, 12 mei, de toelevering van gas weer op gang zou komen.
Op zaterdag 12 mei 1945 verscheen nr. 4 van V.R.IJ., Vecht-, Reest- en IJsselbode.
DIXI schreef ter inleiding in dit nummer dat de naam VRIJ! op de eerste drie zaterdagnummers niet bewust gekozen was, doch dat de klank nu al zo ingeburgerd was (met een oplage van 2300 werd de krant bijna huis-aan-huis gelezen), dat de nieuwe naam van het blad dezelfde ”initialen had”. Bovendien, zo droomde Mokveld vooruit, was het doelgebied voor de krant gelegen in het gebied tussen Reest en Vecht, en was het begrip ”IJssel” toegevoegd omdat deze streek zeer op Zwolle en de IJsselstreek georiënteerd was. In dit nummer werd voorts melding gemaakt van een vreselijk ongeval in Wijhe, waar zich in de munitiekamer van een gebouw van de Nederl. Binnenl. Strijdkrachten een explosie had voorgedaan, waarbij 20 N.B.S-ers, waaronder drie afkomstig uit Avereest, waren omgekomen. Het betrof de Avereesters Jan v.d. Linden, Jaap Meijer en en Jan Ullenbroek. In hetzelfde nummer ook een vervolg op het gesprek met zuster Jo Scholten, waarin ze vertelde hoe ze met haar zuster via Almelo en Doetinchern terecht kwam in Westerbork, waar ze te werkgesteld werd totdat de adem van de geallieerden in de nek werd gevoeld. Uiteindelijk was ze in de buurt van Groningen vrijgelaten. In deze stad had ze na de bevrijding zelfs een ontmoeting met Prins Bernard.
In totaal zijn van V.R.IJ. tot 21 juli 1945 14 nummers verschenen. In deze nummers besteedde Mokveld veel aandacht aan het relaas van mensen die terugkeerden na internering in het oosten, zoals dokter Pieron, die samen met Menno Spier in Neuengamme terecht kwam. Kort voor de capitulatie werden beiden op transport gezet naar Zweden. Met kleinere schepen werden groepen gevangenen naar de ”Cap Acorna” gebracht, die in de Kieler Bocht lag te wachten. Daarbij bleek dat niet alle mensen op dit schip een plaats konden vinden. Daarop keerden een aantal schepen met hun mensen, waaronder dokter Pieron, terug naar de Duitse kust. Menno Spier was al wel aan boord van de ”Cap Acorna”. Tijdens de reis naar Zweden, werd het konvooi, met naast de ”Cap Acorna” vele schepen waarop duizenden Duitsers naar Zweden trachtten te ontkomen, aangevallen door geallieerde vliegtuigen. De ”Cap Acoma” werd hierbij tot zinken gebracht. Van de ruim 9000 opvarenden (meest gevangenen) overleefden slechts ca. 700 deze ramp. Mennno Spier behoorde tot de slachtoffers.
Dokter Pieron werd, in Duitsland terug aan wal, door het Rode Kruis op een vrachtboot naar Zweden gezet, waar hij enkele maanden als arts werkte onder de vluchtelingen.
In nr. 11 van V.R.IJ., op 30 juni 1945, schreef Mokveld met zijn befaamde scherpe pen een uitvoerig artikel waarin de groeiende frustratie van de bevolking werd verwoord en waarin hij ook zijn persoonlijke ongenoegen m.b.t. het perswezen verwoordde.
”Groeiende Chaos
We zijn het er eigenlijk allemaal over eens: in Bevrijd Nederland groeit de chaos met den dag. Dat er verwarring is, behoeft op zich zelf niet verontrustend te worden geacht, zoo iets moest worden verwacht na vijf jaren oorlog en onderdrukking. Maar het is beschamend en angstwekkend, dat na twee maanden van herwonnen vrijheid nog geen lijn in de reconstructie van een geordend staatswezen valt te ontdekken en de chaos op allerlei gebied met den dag grooter wordt. Dat kan slechts één oorzaak hebben: onbekwaamheid en gemis aan beleid van de mannen, die het overgangsbewind op heden in handen hebben. Het volk voelt zich in alle opzichten teleurgesteld.
Daar is b.v. allereerst de kwestie der berechting van oorlogsmisdadigers, landverraders en profiteurs. Het Nazibeest heeft goede menschen bij millioenen vermoord, afgeslacht, uitgehongerd, opgehangen, gegast, verbrand. In één kamp in Polen zijn vier millioen menschen systematisch afgemaakt. Let wel: in één kamp van de vele tientallen kampen! Onze Nederlandsche menschen zijn bij duizenden op deze wijze omgebracht.
En wat doen wij met de lieden, die door hun levenshouding moreele goedkeuring hechtten aan deze wandaden; met de menschen, die hand- en spandiensten verleenden aan het Nazi-monster? Van Mussert, Max Blokzijl en consorten weten we alleen, dat ze netjes worden behandeld in het Huis van Bewaring, waar ze met vriendelijk lachende gezichten zijn gekiekt. En, om wat dichter bij huis te blijven, wat gebeurt er met Hitlers knechten in Erica? Och, Jan van Arkel, de ”meneer”, wordt ook in Erica als ”meneer” behandeld. Zoo’n ”meneer” kun je niet laten spitten of wortelbedjes laten wieden. Jan van Arkel is op Erica zooveel als kantinebaas; hij heeft er zijn eigen kantoortje en is er koning in zijn rijk. Een vent als ”Kapitein” Diepgrond (voormalig Kamp Kornmandant van het concentratiekamp Erica bij Ommen, HR) moet op Erica in alle opzichten keurig en met égards worden behandeld, naar men algemeen verzekert.
Zij allen wachten op hun officieele berechting; welke – als de zaken zóó moeten voortgaan als in de afgeloopen twee maanden – nog wel jaren op zich kan laten wachten. En intusschen hebben deze menschen, wier schuld zoo onomstootelijk vaststaat, het goed op Erica, naar omstandigheden zelfs best.
Maar op Erica zitten óók zonder eenig uitzicht op het tijdstip hunner berechting de kleine domme mannetjes te wachten, de ezels die overigens niemand kwaad hebben gedaan, maar zich stomweg lieten bekletsen voor een vuile zaak zonder eenig begrip voor de portée van hun politieke houding. Die sufferds, die geleidelijk tot begrip van zaken komen, spitten en zwoegen op Erica en verbijten zich van nijd, als ze meneer van Arkel ”daar …. meneer” zien spelen!
Tenslotte: hoevelen zitten niet in kampen als Erica, die straks of over een poosje of over eenige jaren, als er eindelijk eens iets van hun berechting zal komen, onschuldig blijken te zijn, slachtoffers misschien van persoonlijke wraaknemingen, slachtoffers wellicht van zwarte handelaars of politieke slimmerikken, die nu met lachende gezichten en bluffende monden vrij rondloopen, omdat ze tijdig wisten onder te duiken in een illegale beweging?!
Praat den menschen toch niet langer van ”zuivering”! ’t Is, of elke zuiveringsactie slechts ten doel, althans tot uitkomst, heeft: dekkingsmateriaal te zoeken voor de ambtenaren, die zich door de Duitschers in een knus hoekje lieten drukken en voor de profiteurs, die zich schatrijk gemanoeuvreerd hebben.
Het volk heeft den Bijltjesdag niet gekregen, welke het zoo dikwijls vanuit Londen als een attractie van de Bevrijding was voorgehouden. We zullen daar niet over treuren, want een Bijltjesdag past niet bij de beschaving, waarop wij ons laten voorstaan. En bovendien, niet ten onrechte heeft men op dat gevaar gewezen, bij zoo’n volksgericht zou wel eens een onschuldige kunnen worden getroffen.
Inderdaad. Maar toch houden we er ons van overtuigd: 1e. Dat Bijltjesdag ten minste een gelegenheid tot snel recht zou hebben geboden. 2e. Dat er wel enkele menschen onschuldig zouden zijn geslachtofferd, maar dat er ook honderden door gerechtigheid zouden zijn achterhaald, die nu vrij rond blijven loopen en door een onzichtbaar beschermingspantser worden beveiligd.
De ”vrije” pers
Wanneer eens het Militair Gezag weer zal zijn verdwenen en het volk waarlijk ”Vrij” zal zijn geworden, zal het met verbazing en …. verachting kennis nemen van de intriges, welke zich op heden achter de coulissen van de ”Vrije Nederlandsche Pers” afspelen. We hadden voor den oorlog een hoogstaand perswezen in ons land, den naam van Nederland buiten de grenzen tot eere! De houding van de Nederlandsche pers in de oorlogsjaren was onjuist. Toegegeven! Maar er zijn excuses aan te voeren. Tenslotte kon het Nederlandsche publiek niet buiten Nieuwsbladen, al zou het maar zijn om de publicaties inzake de voedselvoorziening (bonnenlijsten) e.d. Bovendien toonde ons volk een zeer duidelijk inzicht in de mérites van de persbijdragen in oorlogstijd.
Men voelde algemeen: dit was propaganda en door de Duitschers opgedrongen, dat was een handigheidje van de redactie, waarom de lezer kon lachen en waarmee de mof was misleid. De kranten telden nooit zoveel abonnées als in de oorlogsjaren en iedereen was abonné van een krant, ook de illegale werker en de zuiveraar van heden. Zij waren medeplichtigen.
Maar we geven het nogmaals toe: in principe waren uitgevers en redactie toch fout in de oorlogsjaren. Directie en redactie behooren dus gezuiverd te worden. Ook goed, al is het niet duidelijk, waarom bioscopen, die allerlei Duitsche propagandafilms moesten draaien, geen besmette bedrijven zijn. En waarom de bioscoop-directies niet gezuiverd hoeven te worden. Men stelt zich echter niet tevreden met een zuivering der kranten, welke in den oorlog bleven verschijnen, neen men trapt de krantenondernemingen in elkaar en geeft ”vrij plunderen” aan degenen, die zéér verdienstelijk overigens en prijzenswaardig in de oorlogsjaren lectuur ondergronds verspreidden. Waarom geeft men zulk plunderrecht ook niet aan degenen, die in ”oorlogstijd b.v. bonkaarten gapten of vervalschten voor onderduikers en leden van verzetsgroepen? Heel wat banken in Nederland zijn in de oorlogsjaren gedwongen om voor de Duitschers transacties af te sluiten. Welnu, laat men die banken dan sluiten en de knokploegen gelegenheid geven om voor de bankier te gaan spelen en met het geld en de goodwill van de Amsterdamsche Bank, de Robaver, de Ned. Handelsmaatschappij en de Incassobank. Om er eenige te noemen.
De taak van publieke voorlichting is in het Bevrijde Nederland in handen gelegd van menschen, die in den oorlog zeer verdienstelijk werk hebben gedaan door de verspreiding van het vrije woord, maar zij zijn over het algemeen geen journalisten, wèl – voor het overgroote deel – sterke ijveraars voor bepaalde principes in het openbare leven. Achter de schermen vechten en intrigeeren ze hevig tegen elkaar om hun ”claim” zoo rijk mogelijk af te palen en ze ”gebruiken” het materiaal van zaken, welke vaak een eeuw of langer haar eigen reputatie en de faam van Nederland hebben hooggehouden. Ze hebben zich overal in het Militair Gezag ingedrongen en ”gebruiken” hun bevoegdheden om de concurrentie – ook van andere illegale werkers voor de pers – verre te houden.
Het gevolg van alles, van alle ondeskundigheid, is, dat we in Nederland thans een aantal krantjes met onmogelijke namen hebben, welke in feite niet anders zijn dan politieke en (of) kerkelijke tractaatjes, doch als Nieuwsblad en orgaan van algemeene publieke voorlichting weinig of geen beteekenis hebben. De abonnementen op die krantjes stroomen toe, omdat het publiek een grooten honger heeft naar nieuws en alle tractaatjes wil uitpeuren om iets te weten te komen, wat een antwoord zou kunnen beteekenen op de bange vragen, welke in dezen tijd rijzen en …. onbeantwoord blijven.
Als er een paar, behoorlijk door vakmenschen verzorgde bladen van voor den oorlog in het Bevrijde Nederland weer mochten verschijnen, verschrompelden al die gelegenheidskrantjes van heden tot minder dan niets.
In het Militair Gezag schijnen de menschen zoo verdeeld te zijn, dat ieder precies die afdeeling te verzorgen krijgt, van welke hij geen verstand heeft. Ook voor het behoud van V.R.IJ. hebben we moeten strijden van het begin van het bestaan af. Daarbij kregen we met menschen van het M.G. te doen, die voor de bevrijding werkzaam waren geweest respectievelijk als ingenieur bij Philips, als administrateur op een vliegveld, als ambtenaar van den Prov. Voedselcommissaris en als schoolmeester. Al die menschen waren nu met ”Perszaken” belast. Een collega-journalist of, uitgever van een krant hebben we onder hen nog niet kunnen ontdekken!
Enfin, men weet thans, als we met ”V.R.IJ.” eens het loodje moeten leggen, waar de schoen wringt. In heel het economisch leven van ons land groeit de chaos, omdat er geen deskundigen zitten op de plaatsen, waar het Gezag zetelt en omdat ”hebbers” en ”graaiers” de verwarring van het oogenblik misbruiken. Bij hun stuntelige pogingen om gezag te voeren, trappen ze alles in mekaar wat staat en het eenige, wat ze kunnen doen om hun figuur te redden, is, met opgeheven vinger waarschuwen van: niet kankeren, menschen, niet kankeren!
En inmiddels trappen ze de boel verder in elkaar en het volk spalkt de monden wijder open van verbazing over de vraag, waarom het onder zulke omstandigheden niet kankeren zou !
We hebben een nieuwe regeering. Zal die uitkomst brengen? Laat ze dan snel handelen, uit de ruïne nog zien te redden, wat er te redden valt en zoo spoedig mogelijk verkiezingen doen houden, opdat er weer volksorganen, waaraan zij, die besturen en Gezag uitoefenen, verantwoording schuldig zijn. Md.
Naschrift
Op 27 juli 1945 verscheen onder redactie van L.E. Mokveld het eerste nummer van ”Vaart en Vecht”, streekblad voor Noord-Oost Overijssel, dat tweemaal per week verscheen. Dit blad heeft bestaan tot 14 januari 1947, toen het over ging in het ”Dedemsvaarts Nieuwsblad”, dat in Ommen werd uitgegeven. Mokveld is toen vertrokken naar Leerdam, waar hij redacteur werd bij het nieuwsblad ”de Gecombineerde”.
Helmuth Rijnhart
Verantwoording
De gegevens voor dit artikel zijn hoofdzakelijk ontleend aan DIXI’s bulletins, later V.R.IJ en vervolgens ”Vaart en Vecht”, uit de periode 1945-1946. De juistheid van gegevens die indertijd zijn gepubliceerd, is voor dit artikel niet nagetrokken. Voorts zijn een aantal gegevens ontleend aan het boek ”De Joodse gemeenschap van Avereest” van P. Makaske, en zijn inlichtingen omtrent L.E. Mokveld verstrekt door de heren W. Wind en K.H. Brinkman. Gegevens omtrent de Dedemsvaartse Courant zijn ontleend aan het eerste na-oorlogse nummer van die courant, van vrijdag 4 mei 1945.
H.R.