Ga naar de inhoud

Onder vuur

In het laatste stadium van de Tweede Wereldoorlog was er vrijwel geen vervoer meer. De enige verbinding van Dedemsvaart met Zwolle waren de beide beurtschepen “De Strijd” en “Baron van Dedem”  van de familie Johannes van der Graaf. “De Strijd” werd bemand door schipper Eppe Tangenberg, J. de Bruin en W. van Haeringen. De bemanning van “De Baron” bestond uit schipper W. van der Graaf, diens zoon M. van der Graaf en Willem Doldersum. De “Baron” voer meestal ’s maandags af naar Zwolle en “De Strijd” op woensdag. De “Baron” ging vanuit Zwolle door naar de N.O. polder voor het vervoer van graan en koolzaad. Zo ook op de bewuste woensdag.

Men had om de een of andere reden het waterpeil in “de Vaart” laten zakken. Daardoor was de haalbare vaarsnelheid erg laag. In Balkbrug stond een opvallend ouderwets geklede man (hoog petje op, stok in zijn hand) op de brug. Hij riep naar ons: “schipper mag ik mee varen naar Hasselt? Schipper Eppe antwoordde daarop “Neen, het is veel te gevaarlijk vanwege de beschietingen door Engelse jagers”.

Omdat wij met een matig gangetje voortsukkelden, kon de man ons lopend bijhouden en bij elke sluis (V en IV) en elke brug, kwam weer hetzelfde verzoek. Tenslotte, bij brug VI, zei de schipper: “Nou vooruit dan maar, op eigen risico”. Daarop zei de man: “wees maar gerust mensen, dit schip overkomt vandaag niets, want ik heb een gebed gedaan, en antwoord gehad, dit schip is vandaag veilig!”

Zo sukkelden wij verder in de richting van Hasselt. Nu lag het gevaarlijkste deel na sluis 111, als je uit de bebouwing kwam, op het vlakke land, voornamelijk ter hoogte van het treinstation Dedemsvaart Staatsspoor. De spoorbrug daar, lag voortdurend onder vuur. We deden dan de mast neer om zo weinig mogelijk op te vallen.

Ook deze keer was het weer zover. Geallieerde Jagers vielen spoorbrug doelen in en om Zwolle aan en kwamen in een grote boog terug over de Dedemsvaart. Ze vlogen daarbij echt op masthoogte. Je kon de piloot zien zitten. Het werd deze keer zo erg, dat de schipper zei:  ”Jongens, eraf”. De man zei: “blijf maar rustig aan boord, er gebeurt niets”. Maar Eppe zei ”eraf.” (er was ook nog een vrouw met kind aan boord).

We gingen door de roeiboot, die we opzij tussen wal en schip hadden vastgemaakt, aan wal en lagen achter een hoge aarden wal aan de overkant van de weg. De man bleef aan boord, zat rustig op het achterdek, rookte een pijp met eigenbouw tabak, en keek naar de vliegtuigen die overgierden.

Toen het weer rustig was en wij weer verder voeren zei de man: “zie je nu wel, vaar vandaag maar rustig verder, jullie overkomt niets”. We hebben de verdere dag geen vliegtuig meer gezien.

Tussen Dedemsvaart Staatsspoor en Staphorst zijn veel treinen kapotgeschoten. Veel Duitsers zijn daarbij gesneuveld. Op een mooie, heldere ochtend lagen wij daar met “De Strijd” tussen de beide bruggen, wachtend op een schip uit tegengestelde richting. Ik stond met schipper Tangenberg op het achterdek, zoals gewoonlijk naar de lucht te kijken. Daar er in de nabije omgeving niemand meer aanwezig was (iedereen was geëvacueerd) had Jan de Bruin de trambrug (klapbrug) opgedraaid en stond op het bedieningsbordesje te kijken.

Op dat moment kwamen er uit het zuid-westen drie vliegtuigen aan, vrij hoog vliegend in een V-formatie. De schipper zei: “die gaan voorbij”, en dat deden ze ook.

Totdat plotsklaps het voorste vliegtuig zich omwentelde (rolde) en in duikvlucht naar beneden kwam, gevolgd door de twee anderen.

We sprongen aan wal en renden richting trambrug. Toen viel de eerste bom. Half springend, half door de luchtdruk, belandde ik in een mangat, vlak bij de brug, en de schipper rolde of sprong aan de andere kant van de weg in een gat.

Toen viel de tweede bom. precies in de geopende klapbrug. Een enorme zuil van water, modder en allerlei rommel  vloog over ons heen. De derde bom viel en na nog een salvo van het boordgeschut was het plotseling doodstil. Het is dan of alles en iedereen de adem inhoudt.

Voorzichtig boven het gat uitkijkend zag ik aan de andere kant van de weg het hoofd van de schipper boven komen. We hadden geen van beiden letsel, maar hij zat onder de modder. Hij sprong op en riep “Kom hier! Weg!” Samen renden we een eind de weg op tot voorbij café Huisman. We bleven daar staan en ineens schoot door mij heen: “er staat een pan met melk op de kachel in de roef”. Ik ben met dezelfde vaart terug gerend, aan boord gesprongen en was juist op tijd om overkoken te voorkomen.

Gelukkig is niemand iets overkomen, ook niet op het tegemoetkomende schip.

Jan de Bruin had dekking gezocht onder een hooiberg. Van de aanwezige Duitsers had niemand meer iets gezien. Toen het eerste vliegtuig in zicht kwam waren die al verdwenen in hun schuilplaatsen. Later zeiden ze tegen ons: “De vliegers vallen altijd aan vanuit de zon. Daarom vlogen ze eerst voorbij, om vanuit het oosten aan te vallen.”

W. van Haeringen

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest