Ga naar de inhoud

Jeugherinneringen III

Jeugdherinneringen aan en belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog in en om Balkbrug (III).

Het werd steeds drukker in de lucht. Overdag kwamen grote formaties Amerikaanse bommenwerpers overvliegen. Je hoorde ze al van verre aankomen. Het waren er soms zoveel, dat de grond werkelijk dreunde door het monotone gebrom van de motoren. Ze vlogen eerst in ruitformatie, maar toen kregen de Duitse jachtbommenwerpers in de gaten dat je, door er boven te vliegen en een bom liet vallen, de meeste kans had er één te raken. Later zijn ze meer in linie gaan vliegen. In de zomer, bij helder, weer kon je ze al van verre aan zien komen. Zover je kon zien, kwamen ze van west naar oost aangevlogen. Door afweergeschut en vijandelijke jagers zijn veel bommenwerpers neergestort. Aan de Stouwe, op de grens van de voormalige gemeenten Avereest en Nieuwleusen, is er ook één neergekomen. Het grootste gedeelte kwam achter een boerderij terecht en de rest aan de overkant van het kanaal De Dedemsvaart. De brandweer van Balkbrug heeft door blussen voorkomen, dat de brand oversloeg naar de boerderij. Wij, als jongens, waren er als de kippen bij om vliegtuigglas te vinden. Een zoon van sluiswachter Smink van Sluis IV was er nog sneller bij en had het mooiste vfiegtuigglas al thuis gebracht. Er lagen ook nog pakjes Lucky Strike (sigaretten) in het vliegtuig. In het vliegtuig smeulde het nog wat na. Daardoor waren er steeds kleine ontploffingen van munitie. Mijn vader, die bij de brandweer was, wist tussen de ontploffingen door twee pakjes Lucky Strike te bemachtigen. Deze werden bewaard tot de bevrijding, maar toen bleken de sigaretten verschimmeld te zijn.

Sigaretten en metalen buisjes

Luuks Smink was weer teruggekomen en bemachtigde behalve sigaretten, ook een aantal metalen buisjes die de grootte hadden van een sigaret. In het sluiswachtershuisje werden ze nader bekeken en onderzocht. Ze kwamen er achter, dat je met de metalen pijpjes weinig kon doen. Het beste was, om ze maar in brand te steken. Goos Smink hield de buisjes in zijn handen en Luuks stak een lucifer aan. Toen het vuur eenmaal in de buurt van de buisjes kwam ontstond er een hevige explosie. De ramen van het sluiswachtershuisje sprongen uit de sponningen en de pannen vlogen van het dak. De duim en wijsvinger van de rechterhand van Luuks hingen er los bij en zijn vingers bloedden hevig. De verwondingen van Goos vielen mee. Een pijnlijke hand en wat kruitdeeltjes, die in zijn vingers waren geslagen. Dit is nu nog te zien. Er werd een dokter gewaarschuwd. Dokter Ramaker verbond het geheel en Luuks moest naar Zwolle. Gelukkig droeg hij ten tijde van de explosie een bril, waardoor letsel aan zijn ogen werd voorkomen. Luuks werd later timmerman bij de fa. Beverwijk en bleef altijd getekend door een rare grote duim en een verkorte rechterwijsvinger. Het huisje had zoveel schade opgelopen dat het werd vernieuwd. Ruim twintig jaar later, bij het dempen van de Dedemsvaart, was het nog in goede staat en bevindt zich nu nog in een tuin aan de Meppelerweg in Balkbrug. Er is een replica van een dergelijk huisje gemaakt en dat is te zien op het kalkoventerrein naast het schip van de HVA.

“Vrolijke Frans”

Overdag vlogen de Amerikanen en des nachts de Engelsen en Canadezen. ’s Avonds zo tussen acht en tien uur kwam “Vrolijke Frans”, een Engelse jager, die vanaf 1944 vaak langs de Dedernsvaart vloog van de Lichtmis tot aan de Pol. Ook langs de spoorlijn Zwolle‑Staphorst was hij actief. Hoe hij aan die naam kwam weet ik niet, maar bij goed weer kwam hij een paar keer per week. Doordat hij niet zo hoog vloog en door het aparte geluid van zijn machine vroegen de mensen de volgende dag: “Heb je hem weer gehoord?” Je kon hem weer goed horen het was “Vrolijke Frans”. Op een avond wierp hij in de buurt van Sluis V een lichtkogel af. Deze kwam aan een parachute naar beneden. Het was na achten en je mocht niet meer buiten komen, maar mijn opa was nog even naar het kippenhok gelopen. “Ik kunne de kraante wel lezen zo luchtig was ’t; ik dachte nou vergiet de wereld”. Vroeger dachten oudere mensen dat al gauw de wereld verging. Bijvoorbeeld bij een prachtig sterk Noorderlicht of bij de ramp van Borculo, toen het overdag heel donker werd.

Een “V 1” of een “V 2”

De laatste winter van de oorlog was erg koud en lang, met veel sneeuw en ijs. De ijsbaan van de ijsvereniging “Nut en Genoegen” uit Balkbrug was toen op de schansgracht in de Ommerschans. Daar zagen we vaak een “V 1” of een “V 2” tegen de heldere lucht, die gelanceerd werden in de buurt van Dalfsen en Hellendoorn richting Antwerpen of Londen. Soms zagen we ze vlak na de lancering in een sierlijke boog naar beneden gaan. Dan waren we blij, er niet bij denkende, dat, waar ze op de grond zouden komen, ook daar dood en verderf zouden zaaien.

Canadese bevrijders vonden in de omgeving van Hellendoorn deze totaal vernielde startbaan voor “V 1’s” en “V 2’s”.

Oprichting afdeling Avereest van het Nederlandse Rode Kruis

Op de weg werd het in ons dorp ook steeds drukker. Na de slag om Arnhem kwam er een vluchtelingenstroom op gang van het zuiden naar het noorden. Mensen uit de buurt van Arnhem en omgeving en uit de Betuwe (evacuées), trokken richting Friesland. Ook flinke aantallen etenhalers (vanuit het westen van ons land) trokken door Balkbrug.

Ook deze totaal vernielde “vliegende bom” werd in dezelfde omgeving gevonden.

De afdeling Avereest van het Nederlandse Rode Kruis is naar aanleiding van de vele mensen die toen moesten overnachten, opgericht. Het bestuur werd gevormd door de in 1943 door burgemeester Ravesloot opgerichte evacuatiecommissie. Hier volgt het verslag van de vergadering van 11 november 1944.

Notulen  van de vergadering gehouden in “Hotel de Munnik” te Balkbrug op 11 Nov. 1944, om 2.30 uur.

Aanwezig:

de heer D.G..Swanenburg de Veye.

de dames: Mevr. Swanenburg de Veye en  Mevr. Wullink en

de heeren: E. Pepping ‑ J. Dunning ‑ Joh. Grootenhuis – E. Sipkema en H.B. Peters.

Deze vergadering is belegd naar aanleiding van een bezoek van mr. Kapteyn te Zwolle de gewestelijke districts-commissaris ten huize van de heer Swanenburg de Veye waarbij hij mededeelde dat Balkbrug thans aangewezen is om v1uchtelingen ofwel uitgewekenen uit het zuiden en omgeving Arnhem, één nacht te herbergen en waarvoor thans ruimte gezocht moet worden. Alvorens dit wordt besproken vraagt de haar Dunning of het niet wenschelijk is het bestuur met een persoon uit te breiden van de Gereformeerde Gemeente, hetgeen aller instemming heeft zoodat thans alle richtingen in het bestuur vertegenwoordigd zijn. Hiervoor wordt aangewezen Mej. J.H.v. Haeringen te Sluis 6.

Thans is aan de orde bespreking ruimten voor het herbergen der uitgewekenen voor den duur van één nacht.

In dit verband deelt Mevr. Wullink mede reeds 2 schepen met name de @Volharding@ groot 152 Ton van schipper B. Boertien en de @Rival@ groot 178 Ton van schipper K. Frantzen bekeken te hebben en met de schippers te hebben gesproken. De schippers wilden hun schepen gaarne beschikbaar stellen doch deelden mede dat hun schepen gevorderd waren door de Duitsche weermacht. Getracht zal worden deze schepen voor herbergruimte vrij te krijgen. Vervolgens wordt besproken de toonzaal van de Fa. Sipkema, de pootersbewaarplaats en de gegolfd- plaatijzeren loods van de Aankoopvereeniging, het Zondagsschoollokaal, de boschkapel en de schuur van Leunge. Tijdens deze bespreking komt de heer Lammers uit Nijverdal van het Evacuatiebureau Arnhem Oost ter vergadering welke bereid is als koerier een brief van ons voor het Hoofdbestuur mee te nemen tot Enschede, alsmede eenige foto’s van personeel van onze afdeeling om hiervoor van de afdeeling Enschede identiteitskaarten te krijgen.

Daarna worden de besproken ruimten bezichtigd en wordt als maximum

aantal onder te brengen personen in de navolgende ruimten als volgt vastgesteldt:

De gegolfd- plaatijzeren loods zal zoo eenigszins mogelijk niet worden gebruikt omdat met het oog op brand ofwel bominslag bij een paniekstemming dit gebouw niet vlug ontruimd kan worden.

De pootersbewaarplaats biedt ruimte voor 100 personen.

De toonzaal van de Fa. Sipkema te Balkbrug – 150 personen

De boschkapel – 80 personen.

Schuur Leunge te gebruiken in laatste instantie – 90 personen

Het Zondagsschoollokaal  – 30 personen en 18 bedden is 48 personen en

in de twee genoemde schepen samen 160 personen.

De Luitenant der Politietroepen de heer Duinkerken die inmiddels ter vergadering is gekomen zal trachten de drukkerij van het Asyl voor herbergruimte vrij te krijgen,  hierin zouden ook 150 personen kunnen werden ondergebracht.

Ingekomen is een schrijven van de afdeeling Ommen met verzoek twee

E.H.B.O.ers beschikbaar te willen stellen voor begeleiding van het transport uitgewekenen van Balkbrug naar Zuidwolde of Hoogeveen ingaande 12 Nov. De heer Dunning wil hiervoor zorg dragen. Volgens de heer Duinkerken voornoemd is het brandspuithuisje zeer goed geschikt voor het onder dak brengen van erge zieken. Ouden van dagen en lichte zieken zullen worden ondergebracht in de bedden in het Zondagsschoollokaal. Deze bedden met toebehooren, waarvoor Mevr. Wullink een pluimpje verdient, zijn thans nog opgesteld in de pooters- bewaarplaats en zullen zoo vlug mogelijk naar het Zondagsschoollokaal gebracht worden. Tenslotte wordt besloten dat de heeren Grootenhuis en Sipkema bij aankomst van het 1ste  transport aanwezig zullen zijn om de uitgewekenen over de verschillende ruimten te verdeelen en onder dak te brengen.

Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten.

Na te zijn voorgelezen goedgekeurd: 29 nov. 1944

Onderdak en eten voor 36.000 mensen

Zesendertigduizend (36000) mensen hebben in Balkbrug eten en onderdak voor de nacht gevonden. Het warme eten werd gemaakt in de keuken van het rijksasiel Veldzicht. Het ontbijt werd veelal klaargemaakt in de drukkerij van “Veldzicht”. Voor de mensen die dit organiseerden en de vele vrijwilligers moeten we diep respect hebben. Er was weinig voedsel en verder was er van alles tekort. De stroom evacuées van het zuiden naar het noorden kwam veelal te voet. Op handkarren en kinderwagens werd “hebben en houden” meegevoerd. Soms waren er een paar boerenwagens met paarden ervoor die oudere mensen en kinderen vervoerden. Dit allemaal door de sneeuw die in die winter overvloedig aanwezig was. Er is tussen de Ommerschans en Balkbrug in de sneeuw een baby geboren. Mevrouw Tromp was de vroedvrouw met assistentie van Tiny Duinkerken, die toen ongeveer 16 jaar was. Van de stroom evacuées bleven er onderweg naar Friesland ook mensen bij vrienden en kennissen op die route. Ook in Balkbrug bleven enkele families, zoals de familie Misbeek, die hier gewoond heeft aan de Ommerweg tot aan het eind van de oorlog. Op de foto zien we bij de molen de grote plaatijzeren loods, waar ook veel mensen de nacht doorgebracht hebben, ondanks de afkeuring van het Rode Kruis. Degenen die hier sliepen moesten niet bang zijn, want het wemelde er van de ratten. Op de andere foto de poterbewaarplaats met het huis waar J. Katerberg, de loodgieter, woonde. Naast dit huis stond een schuur, waarin tijdens een razzia, Jan Wassens zich had verstopt in een konijnenhok. Het konijn zat voor de “opgevouwen” Jan. Toen de Duitsers verdwenen waren ging Katerberg op zoek, maar hij kon hem ook niet vinden. Op zijn geroep gaf Jan antwoord, maar hij was zó stijf geworden dat hij zich niet meer bewegen kon. Katerberg moest hem dan ook uit het hok bevrijden.

De molen met op de voorgrond de plaatijzeren loods.

De poterbewaarplaats met de woning van J. Katerberg.

Twee jonge Duitse SS-ers

In ons vorig nummer werd Gerda Oosterhuis vermeld. Ik wil hier graag even op inhaken. Gerda met mijn zus Willy stonden bij ons voor het huis. Ze waren toen 15 à 16 jaar. Twee jonge Duitse SS‑ers kwamen aangelopen en wilden een praatje maken. De twee meisjes draaiden zich om en gingen in huis. De twee Duitsers kwamen achter hen aan en stapten brutaal ons huis binnen. Ze vroegen aan mijn moeder waar de meisjes gebleven waren en waarom ze voor hen wegliepen. Mijn moeder antwoordde, dat ze nog veel te jong waren, waarop de Duitsers riepen: “Als het maar Tommies geweest waren, die hadden ze wel Blumen gegeben”. “Maar wij hebben ze al bloemen gegeven bij Arnhem” en ze toonden de sjaals die ze om hun nekken droegen, gemaakt van Engelse zijden parachutes. Ze gingen demonstratief in de keuken zitten en eisten thee. Mijn moeder heeft ze thee gegeven, want ze zag wel dat het van die jonge SS-snotneuzen waren, met wie niet te spotten viel. Het mooiste was, dat ze hun eigen Duitse thee dronken,  maar daarover volgende keer meer.

Jan Nijensikkens

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest