Ga naar de inhoud

Hoe ik de bevrijding beleefde

In verband met het feit, dat het vrijdag 6 april 1990 precies 45 jaar geleden is, dat de gemeente Avereest van de Duitse overheersing werd bevrijd, meen ik er goed aan te doen mijn herinneringen aan die woelige dagen van april 1945 nog eens op te halen.

Het is vrijdag 6 april 1945, omstreeks 13.00 uur. Een stralende lentedag. Sinds begin oktober 1944 houd ik mij als 16-jarige schuil in mijn ouderlijk huis in de Molstraat. omdat ik geweigerd heb mij te melden bij de O.T. (Organization Todt) voor het verrichten van graafwerkzaamheden nabij Hasselt. Mijn vader was op 10 maart 1943 gepakt bij de zogenaamde “Arbeitseinsatz” en verbleef ergens in Duitsland. De spaarzame brieven, die wij van hem mochten ontvangen, getuigden van veel bombardementen en van weinig voedsel van bijzonder slechte kwaliteit, hoofdzakelijk bestaande uit de beruchte “Kohlsuppe”, zodat ik er bitter weinig voor voelde om ook in de handen van de Moffen te vallen.

Ik kijk uit het raam en ik zie een Dedemsvaartse politieman, ondanks het fraaie lenteweer gekleed in een dikke winterjas,  in de richting van de Langewijk lopen. Later zou blijken, dat onder die dikke jas een automatisch vuurwapen, een zogenaamde stengun verborgen zat, het wapen bij uitstek van de leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.), in de volksmond beter bekend onder de naam “de ondergrondse”.

In de eerste dagen van april 1945 werden de geruchten steeds heviger, dat we spoedig zouden worden verlost van de naziterreur en dat het uur der bevrijding met rasse schreden naderde. Uit voorzorg hadden we in de diepe kelder van ons huis een aantal zitplaatsen gemaakt en een voorraadje voedsel en drinken aangelegd. Men kon immers niet weten, wat er zou gaan gebeuren.

Plotseling klonken er gedurende enkele ogenblikken schoten, even later gevolgd door twee luide explosies. De bruggen over de Langewijk en de Kalkovenwijk, gelegen ten noorden van de Julianastraat, waren door de Duitsers opgeblazen.

Toen het schieten voorbij was ging ik naar buiten en zag ik, dat een gewonde Duitse militair, in de nabijheid van de brug Molstraat-Langewijk op een draagbaar werd gelegd en werd afgevoerd. Ik kan mij nog herinneren, dat een andere Duitser, die inmiddels door leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten ontwapend was en krijgsgevangen was gemaakt, tot zijn gewonde kameraad zei: “Alles gute Fritz, ich werde deine Frau schreiben, mach dir keine Sorgen”, of woorden van gelijke strekking.

Later bleek, dat de 14-jarige Hendrikje Klooster uit de Mulderij, die met enige vriendinnetjes op de Zuidwolderstraatweg nabij de Kloosterhoek vertoefde, door een verdwaalde kogel was getroffen en op slag was gedood. Voor de familie Klooster een onvergetelijk verlies!

Op het dak van de Tuinstraatschool had de Duitse bezetting van Dedemsvaart, bestaande uit een klein aan- tal oudere Luftwaffe soldaten, onder bevel van hun commandant  Platzner, sinds de zomer van 1940 een uitkijk- en meldingspost betrokken. Platzner  was van middelbare leeftijd en dreef in het burgerleven een drukkerij annex boekhandel in de Zuid-Duitse stad Regensburg. De Duitse bezetter had voor de “Luftmeldungsstelle Dedemsvaart” het herenhuis, genaamd “Huize Paraat” aan de Moerheimstraat no. 1, (destijds plaatselijk bekend Hoofdvaart D 277), eigendom van de heer A.J. Kappers in beslag genomen voor de huisvesting van Platzner en zijn manschappen. Vanuit gemelde uitkijk- en meldingspost werden de vluchten van de geallieerde luchteskaders, die op weg waren voor bombardementsaanvallen op Duitsland, doorgegeven naar posten in Duitsland. Overdag vlogen de Amerikanen (U.S. Air Force), terwijl het ’s avonds en ‘s nachts de Britten (R.A.F., Royal Air Force) waren, die de Duitsers gingen bestoken. Op het dak van de school bevond zich ook een grote schijnwerper, die, voor zover ik mij kan herinneren, gedurende de gehele oorlog praktisch niet is gebruikt. Ik hoorde en ik zag vanuit de tuin bij ons huis, dat de schijnwerper aan diggelen werd geslagen en even later zag ik de Duitsers via de buitentrap haastig de school verlaten. Enkele ogenblikken daarna werd er verteld, dat op de Markt in Dedemsvaart, de Duitsers door de Canadezen krijgsgevangen waren gemaakt.

Mijn broer en ik liepen,  ondanks het moeders verbod,  snel naar de Markt, waar we inderdaad Platzner en zijn handlangers breedgrijnzend op een Canadese gevechtswagen zagen zitten. Voor hen “war der Krieg vorüber”.

Ik kreeg niet de indruk, dat de Duitsers er erg rouwig om waren, dat ze krijgsgevangen waren gemaakt.

Het toenmalige hoofd van de Openbare M.U.L.O.school aan de Julianastraat, de heer Jan de Haan, fungeerde als tolk voor de bevrijders.

Dedemsvaart was vrij! Vlaggen werden overal uitgestoken, onderduikers konden zich voor het eerst sinds maanden weer rustig op straat vertonen en de leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten zochten met geestdriftige ijver het dorp af naar achtergebleven N.S.B.ers, N.S.K.K.ers en moffenvrienden, die allen werden overgebracht naar de school naast het tramstation. En aangezien de drie Canadese tanks hun triomftocht voorlopig hadden beëindigd op het terrein van de E.D.S. (Eerste Drentse Stoomtramwegmaatschappij) heerste er om en bij het tramstation een vrolijke en gezellige drukte. Praktische geheel Dedemsvaart was uitgelopen om de bevrijders te begroeten en de gevangen onderdrukkers uit te jouwen. Tegen zeven uur in de avond echter vertrokken de Canadezen weer. Ze vormden slechts een verkenningsonderdeel van het leger, dat in de nabijheid van Gramsbergen lag en moesten nu weer op de hoofdmacht terugtrekken.

Het grootste gedeelte van de plaatselijke afdeling der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten verliet, gezeten boven op de tanks, eveneens het dorp. Slechts twee gewapende leden, Egberts en Oostenbrink, bleven achter, om de gevangenen in de school te bewaken. Ondanks de belofte van de bevrijders om de volgende morgen (zaterdag 7 april), terug te komen, heerste er teleurstelling onder de mensen bij het E.D.S.-emplacement, een teleurstelling, die in ontzetting en paniek veranderde, toen enkele minuten na het vertrek der Canadezen een paar mannen hijgend kwamen aanlopen uit de richting Balkbrug, roepend: “De moffen, de moffen komen terug!”. Even later klonken reeds schoten en de oploop bij het tramstation spatte uiteen. Ieder zocht een goed heenkomen. Sommigen zochten dekking in tramwagons, anderen in loodsen en weer anderen achter en in de huizen van Andries Huisman, werkmeester der E.D.S. en Gosen Blijham, commies bij de Rijksbelastingdienst. Langzaam, omzichtig sluipend langs de huizen en door achtertuintjes, naderde een patrouille van circa twintig Nederlandse S.S.kerels onder commando van een Duitser. Zij kwamen om wraak te nemen en om hun gevangen genomen kameraden te ontzetten.

Zonder omwegen trokken ze dadelijk naar de school. Egberts en Oostenbrink trachtten nog weerstand te bieden en losten enkele schoten uit hun stenguns, maar toen dit vuur werd beantwoord met handgranaten, moesten zij hun post opgeven en een goed heenkomen zoeken. De SS-patrouille nam echter geen enkel risico en bestookte nog geruime tijd de school en de woning van Huisman met handgranaten en zelfs met een pantservuist. Er bleef geen ruit heel in deze gebouwen, terwijl de deuren uit hun scharnieren vlogen. De heer en mevrouw Huisman hadden hun toevlucht gezocht in een keldertje, terwijl in één van de achterkamers een groep mannen op de grond lag, waaronder zich ook Bart Boertjes bevond. De inmiddels overleden Bart Boertjes, was destijds zaadhandelaar in Dedemsvaart. Hij was een neef van mijn vrouw en hij heeft ons kort voor zijn overlijden de dramatische gebeurtenissen van vrijdag 6 april 1945 in extenso verhaald. Ik laat nu Bart Boertjes aan het woord:

“Tenslotte sommeerden de Duitsers ons allen met de handen boven het hoofd naar buiten te komen. Uit de school, de woning van Huisman, en die van commies Blijham kwamen ongeveer vijftig personen te voorschijn. We werden allen gefouilleerd en daarna mochten de vrouwen en kinderen vertrekken. De mannen echter,  er waren er ongeveer dertig , werden in het gelid gezet en moesten onder geleide van de Duitsers afmarcheren in de richting Balkbrug. Ik moest een grote rol dekens boven het hoofd dragen. Sommigen droegen zware koffers en ander eigendommen van de, nu weer bevrijde,  N.S.B.ers en N.S.K.K.ers. Degenen, die niets droegen, moesten de hele weg hun handen omhoog houden. In Balkbrug werden we voor het café van Jan Leunge nogmaals gefouilleerd, waarna we in de achterzaal van het café konden gaan zitten. De bewaking bestond nu uit Nederlanders in uniformen van de Grüne Polizei.

Terwijl wij daar zaten, arriveerde de groepsleider van de N.S.B. uit Dedemsvaart, die voor de komst van de Canadezen naar Meppel was gevlucht. Hij was blijkbaar door de Duitsers ontboden. Even later werden onze persoonsbewijzen ingenomen en gebracht naar de gelagkamer van het café, waar zich de Duitse officieren, de Nederlandse luitenant der Grüne Polizei  (Burgers) en de groepsleider van de N.S.B. uit Dedemsvaart bevonden. Wat er zich toen in die gelagkamer heeft afgespeeld, is nooit geheel tot klaarheid gebracht. De bevelvoerende Duitse officier schijnt de groepsleider van de N.S.B. uit Dedemsvaart te hebben verzocht aan de hand van de ingenomen persoonsbewijzen de mannen aan te wijzen, die als anti-Duits en dus als “terroristen” konden worden beschouwd. Eén der ooggetuigen, Huisman, beweert, dat de groepsleider van de N.S.B. uit Dedemsvaart, toen bij het licht van een brandende kaars op het biljart de persoonsbewijzen heeft bekeken, maar daarna verklaarde, dat er geen terroristen onder de arrestanten waren. Anderen spreken deze verklaring pertinent tegen” .

“Inmiddels was de spanning onder de gevangenen in de achterkamer bijna ondraaglijk geworden. Over het algemeen kon men niet geloven, dat de Duitsers tot executies zouden overgaan. Iedereen was immers onschuldig (iedereen, behalve Egberts, die daadwerkelijk als lid der N.B.S. gewapend verzet had gepleegd). Egberts begreep dan ook, dat hij niets te verliezen had. Zijn kameraad Oostenbrink had, door te vluchten, uit handen van de Duitsers kunnen blijven. Ook voor Egberts was het nu een kwestie van vluchten of sterven. Hij stond op en vroeg aan een van de bewakers of hij even naar het toilet mocht gaan. Dit werd hem toegestaan en praktisch onder de ogen van een Duits soldaat gelukte het Egberts toen via een zijdeur en de schuur uit het café te ontsnappen.

Enige ogenblikken later trad een Nederlandse Grüne de achterzaal binnen met twee stapeltjes persoonsbewijzen in de hand. Eerst werden vijftien namen, waaronder ook de mijne, afgeroepen. We moesten aan de ene kant van de zaal gaan staan. De anderen kregen hun persoonsbewijzen terug en mochten direct vertrekken. Meerding, die toevallig in de gelagkamer was geweest toen de persoonsbewijzen werden uitgezocht, fluisterde me in: “Weet je wat er met ons gebeurt? We worden doodgeschoten”. Ik kon het echter niet geloven, zelfs niet, toen ik even later als eerste van een groep van vijf werd aangewezen om naar buiten te gaan. Het was inmiddels donker geworden. Onder gewapend geleide moesten we met ons vijven marcheren naar de Hoofdvaart tot voor de inrit van de boerderij van Grootenhuis. Daar werd het commando “Linksom” gegeven, waarna we door één van onze vijanden een meter uit elkaar werden gezet. We stonden op de berm langs de straatweg met de rug naar het kanaal en tegenover elk van ons posteerde zich een Nederlandse soldaat in Duits uniform met het geweer in de aanslag. Ik begreep toen eindelijk pas, wat er gebeuren zou. Links van mij riep Jan de Boer:  “Jullie schieten vijf onschuldige mensen dood”. Zelf vroeg ik, of ik nog iets zeggen mocht, maar er kwam geen antwoord. In stil gebed zocht ik uitkomst. Toen zag ik opeens, hoe mijn linkerbuurman een sprong achteruit naar het kanaal deed. Ik bukte me om een sprong voorwaarts te nemen. Op hetzelfde ogenblik vielen de vijf schoten. Ik voelde een slag tegen mijn schouder, viel achterover, sprong weer overeind en vluchtte door de inrit het erf van de boerderij van Grootenhuis op. In het donker rende ik tegen een hek aan, was er even later overheen, vluchtte verder, kroop door gaas en prikkeldraad tot ik achter in de tuin van dokter Mol was waar ik toen in een struik gekropen ben. Tijdens mij vlucht had ik onophoudelijk schieten gehoord en toen ik wat tot mijzelf gekomen was, voelde ik, dat ik een schotwond in mijn rechterschouder had”.

Tot zover het verhaal, zoals Bart Boertjes dat destijds verteld heeft.

Bart Boertjes was echter niet de enige uit deze groep, die aan de dood ontsnapte. Meerdi ng en Jan de Boer waren in het water gesprongen en hadden zwemmend de overkant van het kanaal bereikt. Timmer had zich laten vallen en zich dood gehouden, om later in het donker weg te sluipen. Slechts één van de vijf, Jan Sluijer, was levensgevaar lijk getroffen en zou later op de avond door een Duitser met een “genadeschot” van het leven worden beroofd.

In het café zaten intussen nog tien gevangenen te wachten. De Duitsers begrepen nu, dat het te gemakkelijk was om in het donker te ontsnappen en gelastten daarom hun arrestanten stuk voor stuk uit het café te komen. Op de weg, die van café Leunge naar de Hoofdvaart loopt, werden toen nog acht mannen met een nekschot gedood.

Kort na middernacht verlieten de moordenaars Balkbrug. Hun rauwe stemmen verstierven geleidelijk aan in de doodse stilte. En op straat lagen de lichamen van negen mannen uit Dedemsvaart, wie niets anders kon worden ten laste gelegd, dan dat zij zich te vroeg hadden verheugd over de komst van de bevrijders, die eerst de volgende dag hun dorp werkelijk zouden bezetten. De namen van de negen mannen, die op de avond van de zesde april 1945 op barbaarse wijze vermoord zijn, in alfabetische volgorde:

1.            Jan Boerman, echtgenoot van H.E. Smits, geboren op 20 januari 1917.

2.            Lucas Bouwknegt, ongehuwd, geboren op 11 april 1922.

3.            Hendrikus G.J. Jansen, echtgenoot van L.W. van Dijk, geboren op
               23 maart 1911.

4.            Lefert ten Kate, echtgenoot van L. ten Kate, geboren op
               13 september 1906.

5.            Hendrik Logtenberg, echtgenoot van M. Vos, geboren op 11 maart 1905.

6.            Gerrit Helmus Reinink, echtgenoot van H. Bouwman, geboren op
               16 october 1920.

7.            Antonius B.A. Rijkers, echtgenoot van C.M. Coomans, geboren op
               28 december 1890.

8.            Jan Sluijer, echtgenoot van D. Tijssen, geboren op 8 februari 1909.

9.            Jans H. Veldhuis, ongehuwd, geboren op 17 december 1922.

Wij gedenken hen met eerbied!

Waar enerzijds grote vreugde heerste in Dedemsvaart, omdat de langverwachte bevrijding praktisch een feit was, trof men anderzijds groot verdriet en ellende aan in die gezinnen, waar op het allerlaatste moment vader, zoon of broer door de meedogenloze vijand waren vermoord. Grote ontroering maakte zich van velen meester. Een donkere schaduw was gevallen op het zonlicht van de bevrijding! Als een getergd roofdier had de vijand zijn bloederige klauwen uitgehaald naar de levens van negen onschuldige mannen.

Ter nagedachtenis aan de negen mannen, die op  vrijdag 6 april 1945 in Balkbrug werden vermoord, werd oorspronkelijk een eenvoudig houten gedenkteken opgericht vóór café Leunge. Op woensdag 6 april 1955, dus 10 jaar na de bevrijding, werd in het centrum van Balkbrug, in het plansoentje bij het gebouw van de voormalige Gemeente Spaarbank Avereest, een granieten gedenksteen met koperen plaat onthuld, ter gedachtenis aan de negen genoemde slachtoffers. De onthulling geschiedde door Mr. Johan de Widt, toen burgemeester van Avereest,  in samenwerking met de heer Hans Sipkema, destijds winkelier in Balkbrug en voorzitter van de commissie tot plaatsing van bedoelde gedenksteen.

Zondag 8 april 1945 verliep aanvankelijk vrij rustig. Met twee vrienden ging ik die middag een eind wandelen. We liepen op de Langewijk ter hoogte van het huis van de groentehandelaar Theo de Lange, toen er plotseling weer schoten vielen. We bedachten ons geen moment en renden bij de familie de Lange de tuin in, waar men een grote schuilkelder had gebouwd. In deze schuilkelder hebben we ongeveer een uur doorgebracht. Later bleek, dat een kleine groep Duitsers naar Dedemsvaart was teruggekeerd en daar in het wildeweg was begonnen te schieten. De laatste stuiptrekking van de stervende vijand!

Van de gebeurtenissen op maandag 9 april 1945 kan ik mij niet zoveel meer herinneren. Wel weet ik nog dat de aan de “Dedemsvaartsche Courant”  verbonden journalist Lambertus Emanuel Mokveld, die onder het pseudoniem “Dixi” (Latijn voor: “Ik heb gezegd”) artikelen voor diverse bladen schreef, begon met het uitgeven van de zogenaamde “Dixi’s Nieuwsbulletins”. Deze nieuwsbulletins waren gedrukt op vrij smalle gekleurde stroken papier door Drukkerij Spithorst aan de Julianastraat en werden verkocht door Boekhandel J.J. (Ko) Tromp voor tien cent per stuk. In deze nieuwsbulletins werden de laatste oorlogshandelingen vermeld, waarbij het opmerkelijk was, dat de soldaten van de Duitse weermacht zich bij honderdduizenden tegelijk aan de geallieerde legers van de generaals Eisenhower en Montgomery overgaven. Het duizendjarig rijk van Adolf Hitler wankelde en stond op instorten.

Dinsdag 10 april 1945 werd op diverse punten in de gemeente Avereest de proclamatie van H.M. Koningin Wilhelmina aangeplakt, dat onze gemeente nu officieel bevrijd was, en dat het onder zogenaamd Militair Gezag stond. De tekst van deze proclamatie, gezet in een roodwit-blauw kader met op de vier hoeken de letter W van Wilhelmina, van welke proclamatie zich een origineel exemplaar in mijn archief bevindt, luidt letterlijk:

PROCLAMATIE

Landgenooten,

Het uur der bevrijding is thans ook voor U aangebroken.
Het oogenblik, waarop Ik  en U met zooveel spanning en ongeduld gewacht hebben, is daar.

Ik weet van de bittere beproevingen, waaronder Gi j , afgesneden van een deel van ons Vaderland, deze laatste maanden hebt geleefd.

Die druk heeft thans een einde genomen.
Ik weet ook van den bovenmenschelijken moed, waarmede Gij de zwaarste ontberingen hebt gedragen. Talrijke handen zijn uitgestrekt om het einde Uwer nooden zoveel  mogelijk te bespoedigen, maar veel zal daarbij afhangen van Uw rustige en eendrachtige houding i n de komende dagen.

Werkt allen en mede deze een rustig verloop te geven.
Gehoorzaamt stipt de bevel en van het Geallieerde Opperbevel , waarmede de Regeeri ng een regeling  heeft getroffen. Luistert naar de aanwijzingen van Uw Nederl andsch Militair Gezag, dat krachtens die rege-ling onder leiding en verantwoordelijkheid der Nederlandsche Regeering, zijn taak in overleg met het  Geallieerde Opperbevel  verricht.
Ik hoop spoedig op Nederlandschen bodem terug te keeren om net mijn verantwoordelijke raadgevers de  lei ding van ’s Lands zaken weer op Mij te nemen.
Dat Gods zegen op U allen ruste.

Nederland herrijst. Leve het Vaderland!

W i l h e l m i n a

De gemeente Avereest was nu echt bevrijd! Nu moest de vlag worden uitgestoken! We bezaten thuis echter geen vlag meer. Geen nood! We gingen naar drogisterij Melenhorst aan de Julianastraat en kochten daar een pakje rode en blauwe verf, knipten een nog redelijk beddelaken in drie banen, stopten dat in het verfbad en klaar was onze nationale driekleur! De kleuren waren weliswaar niet zo erg getrouw, maar wie daar toen op lette was een kniesoor.

Kort na de bevrijding trokken elke avond tegen zeven uur grote aantallen mensen naar de woning van Pieter Rommert Hazenberg aan de Langewijk 196 in Dedemsvaart. Hazenberg exploiteerde het radiodistributienet voor Dedemsvaart en omgeving, en had luidsprekers aan zijn woning bevestigd, zodat men de nieuwsberichten van Radio Oranje, die elke avond om 7 uur vanuit Londen werden uitgezonden, goed kon volgen. Telkens ging er een luid gejuich op als de nieuwslzer bekend maakte, dat er weer zoveel honderdduizenden  moffen zich hadden overgegeven. Ik kan mij nog goed herinneren, dat er aan het einde van iedere nieuwsuitzending een aantal berichten in code werden doorgegeven, welke bestemd waren voor de verzetsorganisaties in het nog niet bevrijde gedeelte van Nederland. Een iedere avond steevast terugkerend bericht luidde “dat de melk overkookte”.

In de middag van dinsdag 10 april 1945 reden grote colonnes voertuigen van het Canadese Eerste Legerkorps, waaronder veel tanks, vrachtwagens (de zogenaamde drie-tonners), jeeps en bren-carriers over de Langewijk in westelijke richting om de bevrijding van Nederland te voltooien.

Het Canadese Eerste Legerkorps, dat onder bevel stond van Generaal Henry Duncan Graham Crerar (1888-1965) bestond naast een meerderheid van Canadezen uit militaire eenheden van Nederlandse, Belgische, Poolse en Tsjechische nationaliteit. Generaal Crerar (de bevrijder van Noord- en Oost Nederland) voerde het bevel over 500.000 militairen in de Noordelijke sector.

De gigantische stroom militaire voertuigen hield uren en uren aan. Bijzonder tragisch was het feit, dat een Dedemsvaarts jongetje, te weten de 11-jarige A.C. Dieckman, wonende aan de zuidzijde van de Hoofdvaart te Dedemsvaart, ongeveer tegenover de molen, in zijn enthousiasme, om alles goed te kunnen volgen, door en militair voertuig werd overreden en hierbij helaas om het leven kwam. Voor de familie Dieckman een groot verlies!

Wat valt er verder nog meer te verhalen, hoe ik persoonlijk de bevrijding van Dedemsvaart heb beleefd.

In mijn herinnering zie ik, alsof het een film betreft,  een aaneenschakel van gebeurtenissen, die een grote indruk bij mij hebben achtergelaten:

-Lieden, die met de vijand hadden geheuld, werden geïnterneerd;

– ruilhandel met de bevrijders bedrijven, bijv. eieren voor sigaretten, zoals Player’s Navy Cut, Sweet Corporal en de geurige Wild Woodbine;

-voor het eerst sinds jaren weer een stukje chocolade proeven;

– je tanden zetten in de harde Canadese biscuit van het merk “Rowntree”;

– onderduikers, die na jaren weer boven water kwamen;

– personenauto’s, die jarenlang op boerderijen onder het hooi verborgen waren gehouden, namen weer deel aan het verkeer;

– maar bovenal ligt nog vlijmscherp in mijn geheugen gegrift: Grote Volksfeesten van een omvang zoals er later nooit meer in Dedemsvaart zouden plaats vinden, allegorische optochten met versierde wagens en boten, kermis en overal tot in verre omgeving vlaggen en blijde opgewekte mensen, die verheugd en gelukkig waren, dat men na vijf donkere jaren van de tirannie was verlost en dat men weer kon leven in een bevrijd Nederland.

Gaarne wil ik dit opstel besluiten met de ontroerende woorden, die de dichter Leo Vroman in ‘mei 1945, toen ons gehele vaderland van het Duitse juk was bevrijd aan het papier toevertrouwde, namelijk:

“Kom vanavond met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen.

En herhaal ze duizendmalen, alle keren zal ik wenen”.

P. Makaske.

Verantwoording

Naast het raadplegen van mijn privé oorlogsdocumentatie heb ik voor het schrijven van dit artikel ook gebruik gemaakt van de navolgende bronnen:

1.            Winkler Prins Encyclopedie van de Tweede Wereldoorlog, uitgave Elsevier Nederland B.V. 1980.

2.            “Dedemsvaartsche Courant”  van vrijdag 4 mei 1945, zijnde het eerste nummer na de bevrijding.

3.            Weekblad “Panorama” jaargang 1948.

4.            Het relaas van de ooggetuige, thans wijlen de heer Bart Boertjes.        

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest