Staat U mij toe, geachte lezer, dat ik samen met U een ogenblik vertoef in het huis op de hoek van Wisseling en Julianastraat. Ik wil met U teruggaan naar de jaren 1943- 1945, een periode, waar ik als geboren Amsterdammer voor het eerst neerstreek in Uw mooie dorp. Natuurlijk kende ik Dedemsvaart, maar dan uit de tijd, dat ik op,school leerde, dat Dedemsvaart een veenkolonie was. Dit gegeven was het enige, dat ik van Dedemsvaart wist. Laat ik echter terugkeren naar het huis op “het hoekje”. Het stond daar erg mooi. Helaas zijn de bomen voor het huis en de schitterende kastanjeboom aan de Julianastraat zijde verdwenen. Jammer, dat zoveel van toen heeft plaats moeten maken voor- de meer zakelijke opvattingen van heden. Datgene, wat dè grote charme aan de woning gaf is verdwenen, doch, toch kijk ik er altijd nog naar als ik in Dedemsvaart ben. Laat ik echter verder mogen dromen. Ik schreef reeds, dat het er zo mooi lag en dat was ook zo, maar dan in combinatie met de rustieke draaibrug, schuin voor het huis en recht tegenover de Julianastraat. Hoewel ik niet in dit huis was ondergedoken, maar bij de gemeente-ontvanger Meindert Haitjema en woonachtig in het huis dat staat tussen Foto Theo en Wasserij Hulleman, kwam ik toch meer in het huis op het hoekje. Meindert Haitjema was toen nog niet getrouwd en woonde daar met een nichtje, die voor het eten en andere huishoudelijke beslommeringen zorgde. In het huis op de hoek woonde zijn broer Tjeerd Haitjema met zijn vrouw Tet Haitjema de Hoo en hun kinderen. Hier heerste veel meer leven, dus was ik daar dan ook veel vaker te vinden. Ik ging dan niet de winkel door, maar achterom, door de gang langs de keuken en langs de trap, die naar de zolder voerde, om zo door een mooie gestileerde glazen deur naar de huiskamer te komen. Doch voor het zover was, ging ik allereerst even langs mijn goede vriend Haarmeijer, die ik reeds achter het glas van de reparatie afdeling op een hoge kruk zag zitten. Hij repareerde nog datgene wat in de oorlogsjaren stuk ging en ik kroop dan gezellig op een andere kruk, die naast hem stond. Wat werd er dan wat af gekletst. Nu heeft dit alles plaats moeten maken voor een soort achterwoning en is er van de oude schuur niets meer over. Toch denk ik vaak aan Haarmeijer terug, omdat hij in feite de oorzaak is geweest, dat ik mij later met electronica heb bezig gehouden, een neef van mij bij Philips terecht gekomen is en mijn oudste zoon electronica als zijn beroep gekozen heeft.
Pand Haarmeijer op de Hoek Julianastraat/Wisseling.
Laat ik echter niet afdwalen, doch verder mij weer bepalen bij het huis hoek Wisseling/Julianastraat. Ja, dit huis is een begrip, een herinnering aan een periode, die niettegenstaande alle ellende, toch de prettigste uit die jaren is geworden. Wat heerste daar een onderlinge band en liefde voor elkaar, een geweldige sfeer in dat huis. Ik ruik in mijn gedachten nog de geur van koffie, als ik uit de hervormde kerk komend achterom het huis binnenglipte. Tjeerd Haitjema, zat dan meestal op zijn eigen plekje, in zijn eigen gemakkelijke stoel met bruine fluwelen kussens en onder zijn schemerlamp een boek te lezen. Hij was op het eerste gezicht en bij een eerste kennismaking, een stille, ietwat teruggetrokken man van weinig woorden. Toch ontging hem niets en kon hij, over zijn bril kijkend, tot de mooiste uitspraken komen. Ik herinner mij dit als de dag van gisteren en daar ik mij in die tijd nogal veel bezig hield met muziek, werd ik al gauw omgedoopt tot “Jubelouverture”. Van hem kon ik dit hebben, want hij had nog een beetje gelijk ook. Ach, ach, wat werd er in dit gezin en in dit huis veel afgezongen bij het kleine harmonium in de tussenkamer.
Laatst sprak ik, toen ik in de hervormde kerk was, mevrouw Sieben-Kelder en zij herinnerde dit zich nog heel goed, omdat zij dikwijls bij de familie thuis kwam. Wat hebben wij elkaar in dit huis toen veel liederen geleerd en wat gaf het elkaar toen veel steun en vertrouwen. Eén lied is toen wel het meest gezongen, te weten “Vreugde, vreugde, louter vreugde, zijn bij U van eeuwigheid, Schepper, die ‘t heelal verheugde, bron van eeuw’ge vreugde zijt”. Wat moest ik hard trappen op dit harmonium, om in het geluid deze vreugde uit te drukken. Toch werd er niet altijd bij dit harmonium gezongen, nee, er was ook een tijd, dat er in de keuken moest worden afgewassen. En dan werd daar het hoogste lied uitgezongen, zoals “Dona nobis Pacem” en een lied, dat ongeveer begon met “Suze Nanje”. Precies weet ik het niet meer, maar begeleiding was er wel in de vorm van het geluid van pannen, borden en al het andere eetgerei ……. Ik vind het bijzonder fijn, dat ik U dit allemaal heb mogen vertellen en U moet maar eens bij het langslopen langs dit huis, aan hetgeen ik hier heb geschreven, denken. Tjeerd Haitjema, Tet Haitjema-de Hoo en hun kinderen Roelie met Marius, Frans, Marten, Siska, Lammie en Henk. Ze hebben het verdiend, voor alles wat ze een onderduiker in die zo moeilijke jaren hebben gegeven!
H. M. Roering