Ga naar de inhoud

Reisherinneringen van Harm Boom (11).

Teekent alles wat wij aan de Dedemsvaart zien welvaart, bespeurt men overal dat men er uit den vreemde overbrengt wat strekken kan om het gemak en de genoegens van het leven te huis en op eigen erf te verhoogen, welk antwoord is er te geven op de vraag: “hoe laat is het hier op ’t uurwerk der beschaving en verlichting, wat is de Dedemsvaart op het gebied van de godsdienst?”

Lager onderwijs

’t Lager onderwijs ondervindt bij het bestuur der gemeente veel belangstelling. De vorige burgemeester, de heer J.H. van Barneveld, begreep dat de school de kweekplaats moet zijn, uit welke een geslacht kan opstaan, dat het werk der vaderen met goed gevolg zou voortzetten en bij hem vonden de onderwijzers der gemeente een vriend en beschermer. Hij, die nu aan ’t hoofd van het gemeentebestuur geplaatst is, zal gewis goed onderwijs, het kostelijk pand, dat zijn broeder hem naliet, in eere houden. Behalve de modelschool, van welke wij eene uitvoerige beschrijving gaven, heeft de gemeente Avereest nog drie scholen, die bezocht worden door zevenhonderd kinderen.

Heeft ieder in zijne betrekking een klagtenboek, waarin hij opteekent wat hem verdriet baart dat der onderwijzers van deze gemeente heeft ook het woord, ’t welk door ons gansche land heen eene treurige vermaardheid heeft verkregen en dat woord is: schoolverzuim.

Een foto uit de vorige eeuw van de noordzijde van de o.l.s. Sluis 6.

Dat is de kanker van ’t lager onderwijs en al de recepten, die tot genezing daarvan zijn aangegeven, bleken in de praktijk niet probatum te zijn. Alleen het paardemiddel: leerpligt, kan ons van dat kwaad verlossen (zeggen velen) en zij wenschen het ook: “op hoog bevel” aangewend te zien, maar die het vragen en die ’t gezag hebben om het voor te schrijven zijn niet dezelfden. Leerpligt te decreteeren (verordenenen, w.v.)  wezenlijk in te voeren, ’t zijn twee zaken, en die door eene wet verpligt is de stoute hand in de organisatie van het huiselijk leven te slaan, berekent, als verstandig man, wat daarvan de gevolgen zullen zijn.

Zullen wij eene wet krijgen, die den leerpligt voorschrijft en de letter van dat groote gebod ook tot daad maakt? (50).

Voortgezet onderwijs

Behalve de scholen voor lager, vindt men hier ook eene voor meer uitgebreid lager onderwijs, die, toen ik haar een vlugtig bezoek bragt, ongeveer vijftien  leerlingen telde. Zij wordt door de gemeente gesubsidiëerd.

Eene school, uit welke de zonen en dochteren der gemeente in ’t bedrijvig leven worden geplaatst of naar elders vertrekken tot voortzetting van hunne studiën, moet in deze belangrijke gemeente eene eereplaats onder de inrigtingen van onderwijs innemen, en heeft zij die ook?

Wij zijn niet genoeg bekend met hare organisatie om daarover een oordeel te uiten, maar zeker is het toch, dat het getal leerlingen voor eene zoo bloeijende gemeente te gering is en dat ook het locaal, in ’t kort, de gansche fysionomie (uiterlijk voorkomen, w.v.) der school iets kwijnends heeft, iets dat verkondigt: zij moet er wezen, laat ze er zijn.

Welnu, zouden wij antwoorden, moet de Dedemsvaart eene school hebben voor meer uitgebreid lager onderwijs en dat zeggen ook wij, maak dan van haar wat zij wezen kan! (51).

Verdere ontwikkeling

En hoe is nu het intellectuëel leven van de Dedemsvaartsche jongelingschap, van de burgerij? Zijn er vereenigingen tot beoefening van wetenschap en kunst, gezellige bijeenkomsten, waar het verstand verdere ontwikkeling wordt aangeboden, waar de jongeling zich kan vormen voor ’t maatschappelijk en bedrijvig leven, waar hij leert denken en spreken en zoo gevormd wordt tot een wereldburger;  waar ook de ouderen nu en dan in een langen winteravond deel nemen aan het gezellig verkeer en zich verheugen in het opgewekte leven van het jongere geslacht?

Wij hebben op die vragen geen antwoord ontvangen, dat de Dedemsvaart volkomen waardig was. De naam van deze, inderdaad prachtige veenkolonie, staat zelfs niet op de lijst van de Departementen der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, op die van onze Rederijkerskamers vinden wij haar ook niet en ook muziek en zang, die het leven in huis en in vriendenkring kunnen vervrolijken en veredelen, vinden hier geene plaats tot aankweeking van harmonie.

Toch blijft de Dedemsvaart niet gansch en al verstoken van ’t genot dat het levend woord kan schenken, want nu en dan wordt er een van hen geroepen, die in ernst of luim den geest eene nuttige of aangename uitspanning aanbiedt en dan ook een belangstellend oor vindt.

Maar, ontbreekt de Dedemsvaart ook eene localiteit, waar de menigte, wanneer zij als één man mogt willen opkomen om te hooren, behoorlijk plaats zou kunnen vinden?

Zij zou die hebben, was ’t antwoord ons gegeven, als er op zulk eene opkomst te rekenen was, maar de zekerheid daarvoor bestaat nog niet en de tijd waarin dat eene waarheid zal wezen, ligt schijnbaar nog in ’t verre verschiet (52).

Godsdienst

Op het gebied van de godsdienst neemt de confessionele rigting een groot deel in van het uitgestrekt terrein der gemeente. Zij vormt eene zoo magtige partij, dat er van strijd tegen haar geen sprake kan zijn en er dus ook geene aanleiding bestaat tot die verdeeldheid, welke andere gemeente als ’t ware verscheurt.

Wel zullen er zijn, die tot de meer geavanceerden op kerkelijk gebied behooren en geen vrede hebben met eene sluimering des geestes, die, terwijl op stoffelijk gebied alle krachten worden ingespannen om niet achter te blijven op den grooten heirweg langs welken zich het menschelijk geslacht beweegt, terwijl in ’t huisselijk leven niets wordt versmaad wat het gemak en het genot kan verhoogen en men aan de weelde en aan de mode gewillig, zelfs hoogen tol betaalt, terwijl men in menig opzigt de vruchten zoekt en ook gebruikt van het nadenken van ’s menschen verstand en vernuft ook in de kerk willen treden bij het licht des tijds en “hetgeen daar staat geschreven!” willen getoetst hebben aan de resultaten van het vrije onderzoek, maar ’t getal van hen die dat eischen is niet zoo groot, dat zij, die niet met hen willen gaan, het harnas behoeven aan te schieten, teneinde de heerschappij te behouden op hun kerkelijk erf.

Zoo is er vrede, maar is het ook een vrede, die schaduw werpt  over het groote veld der zamenleving en zoo het heerlijke licht der zon onthoudt aan zoo veel, dat behoefte heeft aan koesterende en versterkende warmte?

Zoo is er vrede, maar is het ook een vrede, die innige, trouwe aaneensluiting van de krachten van allen verhindert, wanneer er iets goeds, iets grootsch is tot stand te brengen tot nut van ’t algemeen?

’t Zijn vragen, die beantwoord moeten worden door hen, die vrijheid willen voor zich zelven en ook voor anderen, die erkennen, ik heb de waarheid nog niet gegrepen maar jaag er na, en die, als zij den broeder op weg zien naar een punt van samenkomst, het hem niet euvel duiden, als hij, om er eerder of naar zijn oordeel veiliger te komen, een ander pad kiest.

Vertrek uit Dedemsvaart

De wijzer der logementsklok herinnerde mij, dat het oogenblik het heengaan gekomen was. Vlugtig in mij zelven recapituleerende wat ik aan de Dedemsvaart gezien en gehoord had, daagde er nog veel op dat der vermelding waardig was geweest en dat ter gelegener tijd wel een weg zal vinden naar de kleine punt mijner pen. Ik groette den heer Steenbergen, wiens hotel ik verliet in de hoop dat het mij spoedig weder tot een genoeglijk station op mijne omzwervingen zal zijn, stapte in het rijtuig en riep in gedachten allen, die ik aan de Dedemsvaart leerde kennen en door hunnen welwillendheid de weinige uren, die ik er mogt doorbrengen, al te spoedig deden vlugten, een hartelijk vaarwel toe (53).

Noten

50. In eerdere afleveringen werd de belangstelling van Boom voor het onderwijs toegeschreven aan zijn nevenfunctie als schoolopziener. Ook in deze aflevering worden wij weer uitvoerig door Boom geïnformeerd over het onderwijs te Dedemsvaart. Hij schroomt hierbij niet ook zijn eigen visie over dit onderwijs weer te geven. Dat hij zich ernstig zorgen maakt over het schoolverzuim is daarbij een belangrijk thema. Overigens, pas in 1900 werd de leerplicht ingevoerd. De door hem als “modelschool” aangeduide school was die aan de Hoofdvaart (zie ook de afleveringen 7 en 8  hiervoor). De andere door Boom genoemde scholen in de gemeente Avereest waren in die tijd de Openbare lagere scholen resp. te Oud‑Avereest, aan de Sponturfwijk en aan Sluis VI. Boom vergist zich hier echter. Hij vermeldt namelijk alleen maar de openbare scholen en niet de toen reeds jaren bestaande gereformeerde school aan de Langewijk.

De Gereformeerde school aan de Langewijk.

51. De voorloper van de Franse school bestond al sinds 1842. Deze door de onderwijzer A. Nierhoff opgerichte (kost-)school was vele jaren gevestigd in huize “Moerheim”. Na vertrek van Nierhoff in 1862 werd op initiatief van de burgerij een particuliere school opgericht. Deze kreeg jaarlijks f 500,‑  subsidie van de gemeente Avereest. Hiervan werd o.m. het salaris van de onderwijzer  R.K. Bijlsma betaald. De gemeente Avereest nam in 1881 deze school over en maakte er een onderwijsinstelling voor “Meer Uitgebreid Lager Onderwijs” (MULO) van. Deze stond toentertijd bekend onder de naam “Franse school”. Er werd nl. ook de Franse taal onderwezen. (Zie hierover J.Drent, Bijdr. gesch. van Avereest, p.140 e.v.).

52. Boom zegt in Dedemsvaart organisaties te missen als een vereniging van Plaatselijk Nut, Reciteercolleges en Rederijkerskamers. Deze had hij overigens wel in andere met Dedemsvaart vergelijkbare vooruitstrevende plaatsen aangetroffen. Eén en ander was waarschijnlijk het gevolg van de in die tijd reeds opgetreden verzuiling van het maatschappelijk leven, zeker ook te Dedemsvaart.

Hierboven wezen we reeds op het bestaan van een gereformeerde school. De christelijke school aan de Kalkwijk werd gesticht in 1882 (en veel later, in 1913, is de r.k. school gesticht. Zie: L.Thien, Gesch. Vitusparochie, pag.41). Hierdoor vond een ieder zijn vertier in de eigen kring (zuil). De liberaal georiënteerde burgerij te Dedemsvaart was blijkbaar nog te gering van getal om de door Boom genoemde organisaties op te richten.

53. Boom is hier wat te voorbarig. Er werd immers nog in datzelfde jaar, dat hij zijn reisbeschrijving op schrift stelde, in 1879, te Dedemsvaart een afdeling van de Ned. Protestanten Bond opgericht. In de beginjaren beperkten de activiteiten zich tot het houden van lezingen in hotel Keuken te Dedemsvaart.

Harm Boom was zelf Ned. Hervormd en was in politiek opzicht liberaal. Hij toont zich in deze bespiegelingen een aanhanger van de zgn. “Groninger-richting” binnen de Ned. Herv. kerk, ook wel de evangelische richting genoemd. Deze stroming in de Herv. Kerk had zich omstreeks 1830 ontwikkeld aan de theologische faculteit van de Groninger Universiteit. Het legde vooral de nadruk op praktisch christendom, in plaats van op dogmatische principes. In dit verband is het veelzeggend, dat Harm Boom in zijn beschrijving van Dedemsvaart de gereformeerde school (en kerk) totaal negeert.

Wim Visscher

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest