Ga naar de inhoud

Ontwikkeling Avereest en veenkolonie Dedemsvaart.

De gemeente Avereest in haar tegenwoordige omvang is een jonge gemeente met drie woonkernen: Avereest (Oud-Avereest), Dedemsvaart (Nieuw-Avereest) en Balkbrug.

Avereest wilde zeggen “over de Reest”, dit was gezien vanuit Drenthe. Oud-Avereest, de oudste kern, het kerspel Avereest, bestaande uit de buurschappen Avereest, de Veldhoek ten westen van de Mulderij, de Oosterhuizen, ten Kate 2), ten Huizen, de Grote Oever, de Kleine Oever, de Weeme en de Westerhuizen, behoorde oorspronkelijk tot het schoutambt Ommen-Den Ham 3). Het was 3729 hectares groot.

De Benedictijner Abdij 4) omstreeks 1141 te Ruinen gesticht, werd in 1325 naar Dickninge in de Wijk verplaatst, waar het klooster een Hof bezat. Het klooster Dickninge weet in de 15e eeuw zijn grondbezit te vergroten door aankoop van landerijen langs de Reest.

Volgens een mededeling van de heer Vroom omvatte (Oud-) Avereest in het eind van de 17de eeuw, een kerk en 7 à 8 grote boerderijen (buurschappen).

1) Zie ook: A. Piel. “Over de vorming van de gemeente”, waarin mededelingen zijn verwerkt van Dr. J.G. Avis, destijds inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven, van 13 maart 1952.

2) W. ten Kate. Het erve en goed ten Kate te Avereest, met zijne bewoners van de 15de eeuw tot op dezen tijd. 1919.

3) J. Drent. Bijdrage tot de geschiedenis van de gemeente Avereest. Pagina 96-100

4) J.G.C. Joosten. Het archief der abdij Dickninge. Voor kloosters zie ook: R.R. Post. De kerk in het midden. – Geschiedenis van Drenthe, onder redactie van J. Heringa e.a. 1985, pagina 86-87; en Geschiedenis van Overijssel, onder redactie van B.H. Slicker van Bath e.a. 1970. Pagina 108-110.

Ontwikkeling gemeente.

In 1815 werd bij Koninklijk Besluit van 24 november de gemeente Avereest gevormd. 5)
Het kerspel omvatte alleen het oude essengebied en de lage weilanden ten zuiden van de Reest, langs de grens met Drenthe en een stukje veen langs de latere Sponturfwijk en de Langewijk. Maar de uitgestrekte, moerassige veengebieden, ten zuiden en ten oosten van de Reest, bleven tot de gemeenten Ommen-Den Ham en Ambt-Hardenberg behoren. Misschien is er een mogelijkheid tot bewoning geweest op de grond van boekweitverbouw (brandcultuur) en winning van honing.

De nieuwe gemeente werd verbonden met de gemeente Nieuwleusen, de eigenlijke zelfstandigheid zou komen op 1 juli 1818, toen de gemeentelijke begrotingen werden gescheiden, bij Besluit van de Gouverneur van 13 juni 1818. 6)

Avereest zou nog jaren door een gemeenschappelijke burgemeester, een “personele unie” met Nieuwleusen vormen, tot dat Onno Zwier van Sandick in 1833 tot burgemeester van Avereest werd benoemd.

J. Drent 7) deelt mee dat “in oude geschriften” Avereest reeds in 1236 voorkomt onder de naam Resten of Restura en in 1267 als Restene, maar de bron noemt hij niet.
Overreest = Avereest, zo gezien van uit Drenthe, wordt voor het eerst in 1617 genoemd.
In het gemeentearchief van Kampen zijn 3 schattingsregisters aanwezig waarin “de buerscap van Overijst” in de 15e eeuw voorkomt. 8)

In 1457 zijn 11 boerderijen in de Overeest schatplichtig aan bisschop David van Bourgondië, in 1474 zijn dat 12 boerderijen in die “buerscap van Overeest”.

Het Drentse klooster Dickninge, de oorspronkelijke Benedictijner abdij te Ruinen, weet in de 15e eeuw zijn bezit te vergroten.

In de loop van de 15e eeuw, vooral na 1408, was ook Dickninge van het systeem van horigheid op een erfpachtstelsel overgegaan. De boeren langs de Reest zijn toen pachtboeren geworden.

Na de Hervorming vervallen de kloostergoederen aan de Landschap Drenthe, die ze geleidelijk verkocht, zodat ze privé-bezit werden.

Einde 18e eeuw wordt een groot deel aangekocht door H.C.R. Baron de Vos van Steenwijk en zijn broer Carel Hendrik. Hieronder vielen ook de venen in de marke Arriën. Het kerspel Avereest is dus de oudste kern van de gemeente. Dit moet alle kenmerken van een Drents dorp hebben gedragen, daar het de provincie Drenthe nader stond dan de provincie Overijssel.

De tweede kern, het latere Balkbrug, ontstond toen het kanaal de Katinger- en Oosterhuizer venen bereikte. Er was meer personeel nodig, zowel voor de kanaalwerkzaamheden als voor de turfgraverij. Die verplaatsten zich naarmate het kanaal naar het oosten vorderde. De eerste bewoning, in het tweede decennium van de ontwikkeling, ontstond bij de Pol en ten oosten van de weg van Ommen langs de Ommerschans naar Meppel. Dit terrein behoorde niet tot het kerspel Avereest, dat in 1815 zelfstandig werd, maar tot Ambt-Ommen.

De kern lag bij de brug op de kruising van het kanaal met de weg Ommen-Meppel, ongeveer tot aan het café van ‘t Oever, waar de weg naar Hoogeveen aftakte.

Bij de kruising kwam de balkmeester te wonen. De balk geplaatst in het kanaal, gaf de toegestane diepgang aan voor de schepen die het kanaal wilden opvaren. Zo konden er geen moeilijkheden ontstaan op de hogerop gelegen plaatsen in het kanaal.

De balkmeester, tevens brugwachter, door de Provincie aangesteld, moest er op toezien dat de toegestane diepte niet werd overschreden. Het gehucht werd Balkbrug genoemd, meestal afgekort tot “de Balk”. Men woonde “aan” de Balk, zoals men “op” Avereest woonde of “in” Dedemsvaart.

In 1845 komt “de Hoofdopzigter bij de Dedemsvaart”, de heer S.J.H Breukel, 9) aangesteld door Gedeputeerde Staten, in het “Provinciehuis”, naast de balkmeester wonen.
Deze kreeg een salaris van f 700,00 per jaar, het genot van vrije woning, met het bruggeld, maar was verplicht op eigen kosten een knecht te houden tot bediening van de brug. Tevens werd bepaald dat hij zich niet met vervening mocht inlaten, en geen enkel soort nering mocht uitoefenen.

In 1846 kennen Gedeputeerde Staten hem f 75,00 toe om een paard te kunnen houden.
Dit was bij een lengte van het kanaal van 30 km., later 40 km., geen luxe.
De oude heer Breukel, de “grote” Breukel is tot in lengte van jaren een man van gezag gebleven aan de Dedemsvaart. Hij bleef tot op 83-jarige leeftijd in dienst en hij heeft op 1 januari 1896 de taak aan zijn zoon G.S.J. Breukel, overgedragen.

De derde kern zou worden gevormd door Nieuw-Avereest, de latere veenkolonie Dedemsvaart.

Het eerste stenen huis in het Arriërveld, gebouwd in 1818, afgebroken in 1925.
De eerste bewoner was Roelof Veeningen.

Toen in 1815 het kanaal de marke Arriën had bereikt, was al met de vervening begonnen, maar de jaren 1815-1825 brachten een toevloed van nieuwe bewoners mee, veenbazen, veenarbeiders en neringdoenden, die zich grotendeels vestigden in het gebied ten oosten van Balkbrug. Het centrum van deze nieuwe nederzetting lag rond de herberg van Boterman bij de Kalkovenwijk, aan de kruising van de Langewijk en de Kalkwijk (nu Julianastraat). Deze nieuwe kolonie kreeg een heel andere aard van bewoners aan Avereest. Zij bestond niet uit autochtone boeren, zoals op Avereest het geval was, maar uit ingezetenen die van elders waren gekomen: veenbazen, vast arbeiders, bewoners van verplaatsbare veenhutten, hoewel deze steeds minder zouden worden, ambachtslieden en winkeliers. Er kwamen steeds meer boerderijen.

Bovendien lieten R.C.H. Baron de Vos van Steenwijk en zijn broer, de bekende patriot Carel, al in 1818 een bierbrouwerij bouwen, waar Roelof Veeningen de brouwer werd. Dit was het eerste stenen huis in het Arriërveen, toen nog Ambt-Ommen. Het heeft er meer dan een eeuw gestaan. Mede door de toenemende scheepvaart ontstond een ongekende levendigheid. 

In 1819 stonden er al een kalkbranderij, 10) een korenmolen, een scheepstimmerwerf aan de Pol en verscheidene winkels en woonhuizen.

Van Lennep en van Hoogendorp 10a) tekenen in 1823 een beeld van de streek ten oosten van Balkbrug. In enkele jaren was het nieuwe Avereest belangrijker dan het oude kerspel. Het laat zich dan ook meer gelden. 

Volgens Ramaer waren er in 1795 in Kerspel Avereest 376 inwoners, onder Ambt-Hardenberg 50, onder Ambt-Ommen 100. Totaal dus 526 inwoners.

In 1834 heeft de gemeente Avereest ruim 11) 900 inwoners, waarvan de meesten in de nieuwe kolonie wonen. De inwoners van het nieuwe dorp richten zich dan tot Gedeputeerde Staten met het verzoek zelfstandig te mogen worden. Het Gemeentebestuur van Avereest heeft daartegen – hetgeen begrijpelijk is – 12) grote bezwaren. Het overblijvende deel zou dan te klein zijn voor enige zelfstandigheid. Dit voorstel wordt dan ook afgewezen.

Tenslotte wordt een andere oplossing tot versterking van de gemeente gevonden. Per 1 januari 1837 wordt de gemeente Avereest (3729 ha.) vergroot met veengebieden van Ambt-Ommen en Ambt-Hardenberg, n.l. 2514 hectares en 1123 hectares. De nieuwe gemeente is dan 7366 hectares groot.

Volgens de Nominatieve Staat 13) van de beide gemeenten, komen er van Ambt-Ommen 1568 inwoners bij, van Ambt-Hardenberg 575. Deze staat is zeer informatief betreffende de gezinnen, samenstelling, geloof, tijd van verblijf, enz.
Drent schat het aantal inwoners dan op ca. 3100.

5) J. Drent, pagina 96.
6) In Provinciaal Blad 1818, no 62, 2de Dir. 147.
7) J. Drent, pagina 4.
8) W. ten Kate. Het erve en goed ten Kate te Avereest. (zie ook noot 2).
9) Contactblad Provinciaal Personeel Overijssel, december 1975. (zie het artikel: S.J.H. Breukel, Hoofdopzichter der Dedemsvaart). 
10) H. Rijnhart. Dedemsvaartse schelpkalk in Historische Vereniging Avereest”, 9e jaargang 1992, pagina 3-19, en: Het leven en werken van Mr. Isaäc Antoni van Rooyen, 1879, pagina 30.
10a) J. van Lennep en D. van Hogendorp. Nederland in den goeden ouden tijd. 1980.
11) J. Drent, pagina 98.
12) J. Drent, pagina 99
13) Nominatieve Staat van het getal bewoners aan de Dedemsvaart, gemeente Ambt-Ommen en van de gemeente Ambt-Hardenberg, 1837.

Boerderij van Boterman en de Kalkovens te Dedemsvaart, 1890.

Periode 1815-1837.

De instelling van een gemeente Avereest is per Koninklijk Besluit van 24 november 1815 tot stand gekomen. Op 1 juli 1818 is zij zelfstandig geworden en moest er een afzonderlijke begroting worden gemaakt. De eerste gegevens in het gemeentearchief (1816-1837) betreffen dus alleen het kerspel Avereest. Gegevens over de kanalisatie en de vervening zijn er niet in te vinden. De gemeente Hardenberg berichtte 22 november 1994: “Er bevinden zich wel stukken over vervening en ontginning in de betreffende archieven, echter niets over onlusten onder (Duitse) veenarbeiders in de periode 1810-1835.”

De naam van de gemeente stamt dus uit de Middeleeuwen, maar haar hoofdkern, de veenkolonie Dedemsvaart, bewaart, evenals het kanaal de Dedemsvaart, de herinnering aan de man die het kanaal liet graven: Mr. Willem Jan, Baron van Dedem tot den Berg, Heer van de Rollecate, geboren te Zwolle op 18 maart 1776, directeur der belastingen in Overijssel, lid van de Provinciale Staten.

Op 12 december 1802 trouwt hij in Zwolle met Judith van Marle, dochter van Mr. Gerrit Jan van Marle en Catharina Wicherlinck. 

Van Dedem sterft op 21 november 1851 op de Rollecate in Den Hulst. 14)

14) Zie Nederland’s Adelsboek 1913, 11e jaargang pagina 148 en volgende.

Gerda F. van Asselt.

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest