Ga naar de inhoud

De verdwenen oude zandweg.

Dit artikel betreft het verdwijnen van een oude 17e eeuwse weg, die een verbinding was van Ommen naar de Kievitshaar en verder richting Meppel.

Voetpad – karrespoor

Tussen de Hare (bij het nabij Ommen gelegen Kesemanshuijs) en de Ommerschans vindt men de boekweitlanden van Ommen en Arriën, aldus een commissie uit de Gedeputeerde Staten van Friesland. Aan deze commissie was toegevoegd de ingenieur Jan van Alberdingh van wiens hand destijds (168 1) een kaart met de Leydijken en Vriesendijken is verschenen. Uit het verslag van de commissie:

” … Hebbende mede bezichtigt de wegh lopende van Kesemanshuijs naar de Ommerschans, alwaar ter halve lengte aan deszelfs westzijde een oude vervallen wegh is die voor desen recht op dese schans hadde aangelopen, maar kan nu niet meer gebruikt worden”. En iets verder : “..Aan de westkant van de Ommerschans hebben wij een grote menigte weilanden gevonden genaamd de Woeste van Veersen (Varsen). Om tot dese te komen so hebben die van Veersen van de Ommerschans een wegh door het moer gemaakt tot bovenstaande weiden en beboekweite moeren. Dese wegh, soals ons van de wallen der schans gewezen werd, liep boogsgewijs om deselve schans ongeveer vierhonderd roeden van deselve. Van dese wegh kondé men voorts tot Avereest komen.  

Aldus opgetekend in het boek ”Bijdrage…….. ” van J.Drent.

Schets van Jacob Drent met o.a. de zandweg westelijk van de Ommerschans (pijltjes).

De bovengenoemde leydijken waren bedoeld om naast de schansen, (de Ommerschans en De Lichtmisschans) en de vestingen Coevorden en Steenwijk, de noordelijke provincies tebeschermen. Dit dijkenstelsel diende het water in de venen en moerassen vastte houden, waardoor die gebieden minder doorgankelijk zouden worden. In het gebied van de huidige gemeente Avereest was de Leydijk gesitueerd van de Kievitshaar en de Haar door het Katingerveld naar Den Oosterhuis en de Mulderij, en vandaar via het Zwarte(?), Noord Stegeren en Het Bergje, naar het noorden, Reestweg en verder (Drenthe).  

De zandweg die hierboven is beschreven is vast niet meer geweest dan een karrespoor. De weg was westelijk van de Ommerschans gelegen en lag in een laag gebied. Dat gebied wordt op de kaart van Ten Have uit de 17e eeuw beschreven als een meerstal welke’s zomers droog valt. Daar liep de zandweg (wegh door het moer) langs. Veel verder naar het westen kon het zandpad niet liggen want daar was het terrein te laag gelegen. Zo’n pad door een laag gelegen gebied of door een riviertje wordt ook wel een voorde genoemd. Een voorde door zo’n laag gelegen dal, was b.v.: “Dalvoorde”. Dalvoorde in de gemeente Avereest ligt op 3,7 m (boven NAP), de bovengenoemde zandweg (o.a.Haarweg en 3e Schansweg) op 4,8 m, de Ommerschans op 5,8 m. Waarom daar toch een weinig comfortabele zandweg langs de Ommerschans liep naast de officiële weg door de schans zal wel te maken hebben met minder goede ervaringen, die men had met de niilitaire bezetting van de schans in bepaalde perioden. Of zou het zandweggetje leiden naar een stille tapgelegenheid? Later wordt er een bouwplaats ‘het Zwaantje” genoemd, hoewel er toen geen bebouwing op stond, Te overwegen valt of daar eerder een café-tapperij gevestigd is geweest met de naam “Zwaantje”. De naam “Zwaantje” was vroeger een wel vaker voorkomende naam van een café-tapperij. Trouwens ook nu komt men de naam ”De Zwaan” nog wel tegen voor een horeca-gelegenheid. Nog een mogelijkheid voor het bestaan van de zandweg is dat de weg van Ommen naar Meppel korter was via die zandweg. In ieder geval had rnen zodoende geen last van oponthoud in de Schans als het daar onrustig was. Noordelijker kwam men bij de Haarweg door de Haardennen. De zandweg vanuit het zuiden sloot aan op de Haarweg. Nog niet zolang geleden was het voetpad over het westelijke heideveld van de Haardennen, ”Het Overijssels Landschap”, nog een karrespoor als onderdeel van de Haarweg die van de Kievitshaar naar de Haar liep. Via de Haar kon men verder over hoger gelegen gebied naar de buurtschappen De Huizen en Avereest (Oud Avereest). Desgevraagd wist mevrouw Slijkhuis, die in haar jonge jaren het gebied goed gekend heeft, dat er naast de hoger gelegen heidekoppen ook veel vennetjes waren in het Westhuizingerveld.

Het einde van de zandweg

Het einde van de zandweg kwam toen de militaire bezetting van de Ommerschans werd opgeheven in 1787. Daardoor was de gewone doorgaande weg door de Ommerschans rustig en was er dus geen behoefte om een alternatieve (minder comfortabele weg) te nemen, westelijk om de Ommerschans heen. De zandweg heeft zijn definitieve einde gevonden, toen het kanaal de Dedemsvaart werd gegraven en die weg door de vaart doorsneden werd en daardoor niet meer als een geheel was te gebruiken. Heeft men ooit overwogen om ter plaatse over de vaart een vonder aan te leggen? Opvallend is dat over de Dedemsvaart tussen brug-6 (ter hoogte van caravanhandel Groen, vroeger molen De Vlijt), de latere trambrug, en brug-7, (Balkbrug), geen brug als oeververbinding gepland was, terwijl er tussen beide bruggen wel twee sluizen waren gelegen, nl. sluis-4 en sluis-5. Er was immers een hoogteverschil. Later is er een vonder en vervolgens een houten brug beschreven, beide hebben ze gelegen tussen de beide sluizen. De brug die heeft bestaan van 1866 tot 1891 lag ter hoogte van huize Dalvoorde en was een particuliere draaibrug. Destijds is de brug aangelegd door de daar woonachtige Jhr.mr. G.C. Junius van Hemert (1822 – 1887). Jhr. Junius van Hemert is in 1845 naar Avereest gekomen, waar hij aanvankelijk woonde aan de vaart ten oosten van Balkbrug, naast de heer T.C.W.Hamilton of Silvertonhill en naast het door Hendrik Visscher gedreven logement. Vanaf 1849 woonde hij op huize Dalvoorde. Waarschijnlijk heeft het vonder ook daar bij Dalvoorde gelegen. Texeira de Mattos meent dat het wel het geval is geweest. De eerste brug, de particuliere houten draaibrug van Jhr. Junius van Hemert, is in 1891 verwijderd omdat er van provinciewege in 1885 een draaivonder bij sluis 4 was gekomen en de houten brug bij Dalvoorde overbodig werd geacht door de toenmalige eigenaren. Overigens lagen er toentertijd wel meer particuliere oeververbindingen, vonders en bruggen, over de vaart. Welnu, bij het verwijderen van deze eerste brug bij Dalvoorde is alles wat te maken had met die brug aan beide kanaaloevers ongedaan gemaakt. Texeira de Mattos schrijft: 

In verband met het opruimen van de brug in 1891 werd in het onderhoudsbestek van de aarde- en verdiepingswerken der Dedemsvaart over 1891 opgenomen: 1ste: het in de richting van de waterlijn afgraven van de glooiing van de noordelijke kanaaldijk; 2e het op het normaalprofiel baggeren van het kanaal, en 3e het aan de zuidzijde aanvullen en bezoden van de berm van de kunstweg, één en ander over een lengte van 34 m ter plaatse waar de draaibrug had gelegen. 

Veel later in 1906 is er weer een brug over de Dedemsvaart aangelegd nabij Dalvoorde, Deze brug heeft daar gelegen tot aan het dempen van de Dedemsvaart in 1969.

Huize “Dalvoorde” voor de brand in 1935.

Het is verleidelijk te overwegen dat er een vonder als oeververbinding is gepland (heeft gelegen?) over de vaart, daar waar de vaart de vroegere hierboven beschreven zandweg doorsneed. Deze locatie is te vinden waar later, sinds het begin van deze eeuw, de Hoofdweg vanuit het Westerhuizingerveld en Huizingerveld aan de noordkant, en de 3e Schansweg aan de zuidkant van de vaart elkaar naderen. Toch lag daar nimmer een brug of vonder over de vaart. Deze locatie wordt hier toch genoemd, omdat er in 1856 een huis is gebouwd met een winkel en tapperij. De plaats hiervan lag aan de westzijde van de 3e Schansweg, nu is dat Zwolseweg 138. Over die bebouwing het volgende: een winkel en/of tapgelegenheid liggen vanwege te verwachten klandizie graag nabij een brug of kruispunt van wegen. Als daar aan de vaart iets dergelijks gebouwd wordt, dringt zich de vraag op of er misschien toch een vonder is gepland, maar het is in ieder geval niet de locatie die Texeira de Mattos in zijn boek beschrijft.

Woning op het Zwaantje

Nog iets opmerkelijk is dat daar waar de zandweg door de Dedernsvaart in tweeën werd gedeeld er aan de zuidzijde van de vaart op de kadastrale minuutplankaart van 1830 een aparte hoek van een stuk grond is afgescheiden. Wijst dit op een reeds vroegere aldaar aanwezige, maar afgebro- ken bebouwing? En stamt de naam het “Zwaantje” nog uit een eerdere periode? Het komt vaker voor, dat nieuwe bebouwing gerealiseerd wordt op plaatsen waar een bepaalde bestemming op rust.

In 1855 wilden de toenmalige eigenaars, de erven J. van der Haar c.s., van die gronden aan de vaart af en schakelden notaris mr. J.H. van Royen te Zwolle in voor een openbare verkoping van die landbouwgrond: een boerenplaats (bijna 3 ha) genaamd “het Zwaantje”. Volgens de bekendmaking in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant wordt Hendrik Visscher ingeschakeld om als aanwijzer op te treden. Hendrik Visscher was logementhouder aan de vaart te Balkbrug. Eigenlijk wilde Hendrik Visscher zelf ook wel in aanmerking komen van de boerenplaats ‘liet Zwaantje”, maar kon natuurlijk als aanwijzer namens de eigenaars niet meer mee dingen. Bij de verkoop werd gesproken van het westelijk gedeelte van een boerenplaats, en dat is op de kadasterkaart (1830) het stuk grond met daarop de afgescheiden hoek. Namens hem doen dan, in 1855, twee heren bij verkoop een bod op het boerengoed, n.l. de heer Van Engelen, van beroep belastingdeurwaarder en de heer H.N van Royen, vervener te Dedemsvaart. Deze hebben ingezet op L 700,-, terwijl zijn vroegere buurman de heer T.C.W. Hamilton of Silvertonhill, van beroep rijksontvanger der belastingen, als getuige op trad. Op die manier kon Hendrik Visscher toch meedingen. Hij wordt dan ook de nieuwe eigenaar van ”het Zwaantje”. Hij bouwt daar een huis met daarin rechts een winkel en links een tapperij en tevens een boerenschuur. Het oostelijk (winkel)gedeelte had een raam en een deur, het westelijk gedeelte (met twee ramen) herbergde de tapperij. Later heeft Hendrik Visscher “het Zwaantje” verkocht aan Marten Lindeboom, daarna kwam het in handen van Engbert Vos. In het begin van deze eeuw, in 1918, is- het rietgedekte huis met boerenschuur door brand verwoest en vervangen door de huidige boerderij aan de Zwolseweg (thans fam. Martens).

Tenslotte

Het einde van de zandweg is niet alleen bewerkstelligd door het opheffen van de militaire bezetting van de Ommerschans en daarmee het definitieve vertrek van de soldaten, maar ook als gevolg van de toen nieuw ontstane infrastructuur van het gebied door het graven van het kanaal de Dedemsvaart in 1811. Ook het aangelegde landbouw ontginningsgebied van de Maatschappij van Weldadigheid, (de ten zuiden van de Dedemsvaart ontstane landbouwkolonie in het begin van de negentiende eeuw) heeft de oude zandweg van de kaart verdrongen.

Nu anno 1998 is de historische locatie van de zandweg, daar waar deze door de vaart doorsneden werd, nog te herkennen: aan de noordkant van de ter plaatse gedempte Dedemsvaart komt de Hoofdweg uit, tegenover de 3e Schansweg die aan de zuidkant van de gedempte vaart ligt. Verderop naar het noorden vindt men nog een heidepad, als onderdeel van de Haarweg, van de Kievitshaar naar dè Haar en enkele delen van de Vriesendijk. Verder ten zuiden van de vaart, nog zuidelijker dan de oude Zwolseweg. is nog iets van de weg (die vroeger om de Ommerschans heen liep in de richting van Witharen (gem.Ommen» herkenbaar. Ook de ,voormalige bebouwing van Hendrik Visscher is verdwenen en men vifidt er nu het huis met boerenerf en schuur aan de Zwolseweg.

H.D.J. Krikke

Bronnen:

– Kaart 17e eeuw van N. ten Have.
– Grote Historische Atlas van Nederland,  1830 – 1855, Deel 3 Oost-Nederland;
   Groningen, herdruk 1990.
– Gemeentekaart Avereest 1865.
– Kaart van de Dedemsvaart; bijlage bij boek Texeira de Mattos 1903.
– L.F. Texeira de Mattos, De Dedernsvaart; Zwolle 1903.
– J. Drent, Bijdrage tot de geschiedenis van Avereest; Dedernsvaart 1978.
– Verkoopakte boerenplaatsje genaamd het “Zwaantje”.
   Met dank aan de heer W. Visscher.
– Kadastrale gegevens gemeente Avereest, in RAO te Zwolle.
– J. Nijensikkens, Ommerschans; in HVA 1996 nr.2 en 3.
– W. Visscher, Rond de Runde; Montfoort 1997.
– W. Visscher, Van brug tot brug langs de vaart. Manuscript in voorbereiding; kroniek
   van Hendrik Visscher & Sjoukje Jans Krikke en hun nageslacht.
– G.H. Varwijk, De Dedemsvaart in de 20e eeuw,- zijn stad, streek en dorpen;
  Dedemsvaart 1998.
– Bijlage: Hendrik Visscher.

Bijlage: Hendrik Visscher

Wie was Hendrik Visscher? Hendrik Visscher (18 101905) was een militaire veteraan die gediend heeft van 1830 – 1836 en die voor deelname aan de tiendaagse veldtocht gerechtigd was tot het dragen van het aan deelnemers van die veldtocht toegekende Metalen Kruis. Na zijn dienstperiode is hij niet meer teruggekeerd naar zijn geboortestad Vollenhove, want zijn beide ouders waren intussen overleden. Hij kwam naar de buurtschap Den Huizen in de gemeente Avereest, waar zijn oudere neef Jacob Peters Visscher sinds 1824 werkzaam was, o.a. als tapper. Hendrik Visscher was eerst boerenknecht, maar na zijn huwelijk met Sjoukje Jans Krikke in 1840 werd hij logementhouder aan de vaart ten oosten van Balkbrug. Het echtpaar kreeg 8 kinderen. Anno 1998 wonen er nog steeds nakomelingen van hen in de gemeente Avereest. Het logement herbergde in die tijd vooral mensen die betrokken waren bij de Kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Trouwens in de bedelaarskolonie Ommerschans waren toen ook veel oud-militairen werkzaam. Wellicht hebben mede door zijn in militaire dienst opgedane ervaring en contacten met personen van de Ommerschans een rol gespeeld bij zijn start als logementhouder. Naast zijn functie als logementhouder wordt Hendrik Visscher in 1852 reeds genoemd als veenbaas voor de veeneigenaar en vroegere buurman T.C.W. Hamilton of Silvertonhill. Laatstgenoemde had n.l. in 1849 veen aangekocht van de Maatschappij van Weldadigheid. Na het vertrek van Hamilton of Silvertonhill naar Dedemsvaart – de Pol werd het naast het logement gelegen huis betrokken door de uit Amsterdam afkomstige vervener J.C. Rahder, die korte tijd later naar Nieuweroord (Dr.) is vertrokken. De weduwnaar J. ten Kate, wethouder en molenaar, was de daaropvolgende eigenaar en bewoner van dat pand. Het huis daar weer westelijk van gelegen werd van 1, 845 tot 1849 bewoond door Jhr.mr. G.C. Junius van Hemert die later op huize Dalvoorde kwam te wonen.

Na zijn verhuizing in 1856 van het logement naar de boerenplaats ‘Het Zwaantje” is Hendrik Visscher langzamerhand meer en meer betrokken geraakt bij de vervening. Aanvankelijk was hij veenbaas, maar later ging hij ook zelf vervenen. Het gezin verhuisde opnieuw en kwam toen boven sluis-6 aan de vaart te wonen, aan het Rheezerend. Met zijn aangetrouwde neef Jacob Krikke heeft Hendrik Visscher een grote veenaankoop gedaan in Oranjedorp, gem. Emmen. Met de heer Willem Hamilton of Silvertonhill (zoon van T.C.W. Hamilton of Silvertonhill) richtte hij een verveningsfirma op, de firma Hamilton en Visscher te Dedemsvaart, die naast een veenderij ook een schip (praam) in de vaart had. Op zeker moment voerde men ook een vlag met eigen naam. Aan deze tijd herinnert nog een in de familie aanwezige tabaksdoos met opschrift ” De Scheepvaart”. Hendrik Visscher is 95 jaar geworden, hij heeft terug kunnen kijken op een boeiend en interessant leven. De laatste jaren woonde hij naast zijn oudste dochter Leentje, bij sluis-6. Leentje Visscher, weduwe van de sluiswachter Jan Haveman, was in die tijd getrouwd met J.H.van Engen, bakker en winkelier te Dedemsvaart sluis-6. (Ook Van Engen was weduwnaar). Hendrik Visscher en zijn echtgenote Sjoukje Jans Krikke liggen begraven op het oude gedeelte van de begraafplaats Mulderij. Een eenvoudige platte zerk bedekt hun graf.

H.D.J. Krikke

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest