Ga naar de inhoud

Koninklijk bezoek aan Balkbrug.

Eerst een woordje vooraf

Het verzamelen van diverse objecten heeft in Nederland de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Doordat veel mensen ver vóór hun 65ste levensjaar het werk, om wat voor reden dan ook, voor “gezien” houden of moeten houden en er dus voor hen een periode aanbreekt met veel vrije tijd, wordt naarstig gezocht naar een nuttige en gepaste besteding van die vrije tijd. Het is ook geen gezond idee om de hele dag achter de geraniums te zitten of constant de theedoek, al dan niet in combinatie met de stofzuiger te hanteren.

Eén van de zaken, waarmee men tegenwoordig de vrije tijd tracht op te vullen, is wel het verzamelen. Vroeger sprak men van “sparen”. Van alles, maar dan ook letterlijk van alles wordt er tegenwoordig verzameld.

Het verzamelen zat mij ook al op jonge leeftijd in het bloed. Als kleine jongen (in de eerste klas van de lagere school) “spaarde” ik in 1934 al “vreemde” postzegels. Een oom van mij werkte destijds als administrateur op een kantoor van een bedrijf, (tegenwoordig moet je geloof ik “onderneming” zeggen), dat handel dreef met het buitenland. Regelmatig kreeg ik van de goede man “vreemde” postzegels cadeau, zodat ik al op vrij jeugdige leeftijd een aardige verzameling had opgebouwd, waar menig schoolvriendje met schele ogen van jaloersheid naar keek. De belangrijkste verzamelobjecten op dit moment zijn: oude prentbriefkaarten (stads- en dorpsgezichten en fantasiekaarten), postzegels, waarbij het zogenaamde motiefverzamelen sterk in opkomst is, Eerste Dag Enveloppen, ook wel “F.D.C.’s” (First Day Covers), munten, sigarenbandjes, lucifersmerken, speelkaarten, kroonkurken, wijnetikettten, boeken, tijdschriften en andere zaken welke ons vorstenhuis betreffen, speldjes, voetbal-, filmster- en sprookjesplaatjes, miniatuurflesjes, koraal, stickers, balpennen, oorlogsdocumentatie, militaire attributen en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Onder de meerdere hobby’s die ik zelf uitoefen, is het verzamelen van oude ansichtkaarten en foto’s van Avereest sterk favoriet. Indien er nog lezers zijn van dit tijdschrift, die nog ansichtkaarten bezitten van vóór 1950, dan wil ik ze graag overnemen tegen een alleszins redelijke prijs. Aangevangen met 1 oude prentbriefkaart in het begin van de zestiger jaren, is mijn hobby op dit moment uitgegroeid tot een historisch foto-archief, waaruit ik regelmatig stof kan putten voor het schrijven van stukjes voor het orgaan van de Historische Vereniging Avereest.

ZO is mijn verzamelwoede op dat punt toch nog ergens goed voor geweest!

Om de verzameling oude prentbriefkaarten te kunnen uitbreiden verdient het aanbeveling lid te worden van een verzamelaarsvereniging en de zogenaamde verzamelaarsbeurzen regelmatig te bezoeken. Niet alleen de kleine regionale beurzen komen daarvoor in aanmerking, doch vooral de grote internationale ruilbeurzen, zoals die gehouden worden in de Rijnhal te Arnhem, de Frieslandhal te Leeuwarden en niet te vergeten de tweedaagse verzamelaarsbeurs in het Jaarbeurscomplex te Utrecht. Men is dan in de gelegenheid contacten te leggen met verzamelaars uit het hele land en men koopt en/of ruilt kaarten. Bij het bezoeken van die beurzen, wat ik in de afgelopen dertig jaar met groot fanatisme heb gedaan, kom je op zekere dag helaas tot de ontdekking, dat die beurzen je niets meer te bieden hebben. Het verzadigingspunt is bereikt en de verzameling groeit niet meer. Je gaat dan op zoek naar andere mogelijkheden om de verzameling te kunnen uitbreiden. Eén van de mogelijkheden, die je ten dienste staan is dan contact op te nemen met een zogenaamde “fotoknipseldienst”. De fotoknipseldiensten leveren tegen bepaalde tarieven (die in sommige gevallen nog al aan de hoge kant zijn)  fotoknipsels uit oude geïllustreerde tijdschriften, zoals “Van Eigen Erf, “Panorama-ons land”, De Spiegel”, ”Het Leven”, “De Prins”, ”De Katholieke Illustratie”, enzovoort, van personen, zaken en gebeurtenissen, die rechtstreeks, betrekking hebben op de stad of op het dorp, waarvan je oude ansichtkaarten verzamelt. Uit de vele fotoknipsels, die mij in de loop der jaren werden toegezonden, nam ik voor het schrijven van het hierna volgende artikel een exemplaar van de frontpagina van het inmiddels reeds lang ter ziele zijnde tijdschrift “De Prins der Geïllustreerde Bladen”, voorstellende:

Het bezoek van H.M. Koningin Wilhelmina en Z.K.H. Prins Hendrik der Nederland aan het Rijksopvoedings Gesticht “Veldzicht” te Balkbrug op zaterdag 6 juni 1914. Links op de foto Prins Hendrik. Rechts van de koningin staat de heer J.C. Duburg, adj.directeur van het vakgesticht.

Het bezoek van H.M. Koningin Wilhelmina en Z.H. Prins Hendrik der Nederlanden aan Balkbrug, op 6 juni 1914.

Op zaterdag (zelfs de Koninklijke Familie werkte toen nog op zaterdag) 6 juni 1914 brachten H.M. Koningin Wilhelmina en Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden een werkbezoek aan Balkbrug, De Wijk, Ruinerwold en Meppel.

Als eerste onderdeel van dit werkbezoek werd Balkbrug bezocht en wel het Rijks Opvoedings- Gesticht voor jongens “Veldzicht”, aan de Ommerweg.

In de jaargang 1914 van de “Dedemsvaartsche Courant” ontbreken helaas de nummers van half mei tot half juni, zodat ik daaruit geen gegevens kon halen voor het schrijven van dit stukje en dus aangewezen was op andere bronnen.

De “Meppeler Courant” had wel verslagen van het Koninklijk bezoek aan De Wijk, Ruinerwold en Meppel opgenomen in haar blad, maar van het bezoek aan Balkbrug werd volstaan met een zeer summier stukje. Het inmiddels niet meer bestaande dagblad “De Nederlander” (wat zijn er in de loop der tijden toch veel tijdschriften van de Nederlandse bodem verdwenen!) bracht echter uitkomst.

In het nummer van maandag 8 juni 1914 van dat blad stond een verslag afgedrukt, dat ik hieronder in zijn geheel laat volgen.

“De Nederlander” schrijft aldus:

Het eerste gedeelte van het bezoek van H. M. de koningin en Prins, Hendrik, op jl. zaterdag-middag betrof het Rijks Opvoedings Gesticht voor jongens “Veldzicht”. te Avereest. Het lag in de bedoeling der vorstelijke bezoekers kennis te maken met het werk der opvoeding in zijn diepte om een juist denkbeeld te krijgen van den aard dezer uit sociaal oogpunt belangrijke inrichting.

De hooge gasten werden aan de grens van het gesticht verwelkomd door den directeur der inrichting en den adjunct-directeur der landbouw-afdeeling.

Tegenover de zuivelfabriek der inrichting bevond zich in de weide een groep verpleegden met melkvee. Even verder was langs den weg een groep boschbouwers druk aan’t werk in een aanplanting van jonge sparren. Na uitgestegen te zijn, werden de werkzaamheden op de verschillende terreinen in oogenschouw genomen. H.M. toonde hier levendige belangstelling en was onuitputtelijk in vragen, de opvoeding en het vakonderricht betreffende. In de op eenigen afstand gelegen landbouwhoeve werden de stallen en de rietvlechterij bezichtigd.

H.M. onderhield zich hier enige tijd met onderscheidene verpleegden der landbouwafdeeling. Met niet minder belangstelling werden voorts de verschillende zalen, werkplaatsen en schoollokalen in de eigenlijke gestichtsgebouwen in oogenschouw genomen, waarbij de adjunct-directeur van het Vakgesticht, de heer Duburg, als geleider fungeerde. Schilders, kleermakers, schoenmakers, smeden en timmerlieden waren ingespannen aan den arbeid en menig aardig tafereeltje was er te bespieden als de koningin tot een knaap eenige belangstellende vragen richtte. Het schoonste tafereeltje was dát, wat zich afspeelde bij den zieken Arie.

Die arme vent ligt al zoo langen tijd in zijn ruststoel te midden van ’t jeugdige groen. Hij is den belangstellenden bezoeker zoo dankbaar. Hoe scheen dan nu de dankbaarheid zijn oogen uit, toen daar warempel de Koningin in eigen persoon op zijn rustbed kwam toestappen en wat blonk zijn gelaat van blijdschap, toen de Vorstin, na een poosje met hem gesproken te hebben, heel vriendelijk groetend hem verliet. Vele journalisten kiekten H. M. tijdens dit krankenbezoek.

”Zoo’n Koningin van de bijen is toch heel anders dan van de menschen” merkte de Koningin lachend op, toen haar in’t Landbouwgesticht eene bijenkolonie werd getoond en Prins Hendrik noodigde, met een joviaal gebaar de heeren van ’t gevolg uit op de schoolbankjes plaats te nemen. Zoo was bij dit geheele Vorstelijk bezoek alle officiëel vertoon verre.

Toen op het voorplein door veertig jongenskelen een lied werd aangeheven was H.M. zichtbaar getroffen en ze verzocht nog een tweede nummertje. Menig vriendelijk woord werd ook hier door H. M. tot de jongens gesproken. Na afloop van het bezoek tuften de vorstelijke auto’s onder de tonen van ’t Wilhelmus en de hoera’s der verzamelde menigte, weg in de richting van De Wijk.

Om de originaliteit van het verslag in de “Nederlander” geen geweld aan te doen, heb ik het stuk woordelijk gelijkluidend weergegeven.

Peter Makaske, amateur-historicus

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest