Ga naar de inhoud

In gesprek met Peter Ruijf

Waar precies aan de Hoofdvaart in Dedemsvaart Peter Ruijf op 30 juli 1913 ter wereld kwam weet bij niet, maar hij herinnert zich nog wel lang aan de Van Haeringenstraat, die toen nog Nieuweweg werd genoemd, te hebben gewoond. Weer later woonde het zes kinderen tellende gezin Ruijf in een hoekhuis aan de Julianastraat. Er volgden meer verhuizingen. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag sprak ik met Ruijf, die voordachtskunstenaar achter zijn naam in het telefoonboek heeft staan, maar die een aanzienlijk veelzijdiger leven heeft geleid. Hij verdeelt de laatste jaren zijn tijd, in overigens niet gelijke mate, tussen Dedemsvaart en Apeldoorn. Vader Dirk Ruijf was huisschilder en behoorde tot de vakmensen van die tijd. Peter herinnert zich nog wel de opmerkingen (en laat het als een stukje waardering uitkomen) als iets goed in de verf zat: ‘Dat was Ruijf zijn werk”.

Peter was drie toen zijn vader stierf en zijn moeder met de zorg voor de kinderen bleef. Als hij het over zijn moeder heeft klinkt er opnieuw waardering in zijn woorden. “Ze was een gelovige vrouw, die er tegen kon”. Hoewel het gezin Ruijf gereformeerd was ging Peter naar een hervormde school. Dat bleef niet ongemerkt en haalde vragen over het waarom uit. Peter hoort zijn moeder nog vragen: “Hebben ze doar ook een biebel?” Het antwoord was bevestigend. “Nou dan is het toch hetzelfde”, was haar prompte reaktie en de discussie was gesloten.

Uit zijn schooljaren herinnert Peter Ruijf zich met name meester Proost. “Die heeft mij de liefde van het voordragen bijgebracht. Die liefde is al vroeg begonnen. Vroeger moesten we nogal eens versjes leren. Dat even snel opzeggen mocht niet, maar het gebeurde wel. Maar ik kreeg wel gelijk dat een hoger cijfer voor een feilloos afraffelen niet eerlijk was ten opzichte van het -niet helemaal foutloos laten horen zoals het hoorde. Als in een vers het wapperen van een vlag werd genoemd, dan moest je die vlag als het ware ook zien wapperen.” De mulo werd gevolgd in Nijverdal, omdat in die plaats betere werkkansen voor zijn broers waren. Na de mulo ging Ruijf in een kantoor (aan de Bornsestraat in Hengelo) werken, wat hem beslist niet lag. Hij voelde zich beter op zijn plaats in een drogisterij-fotohandel, temeer omdat hij graag met mensen om ging. Hij werkte daar zowel op kantoor als in de winkel.

Na drie jaar als vrijwilliger (als kortverbander bij de topografische dienst) in Indië te zijn geweest, keerde hij terug naar Dedemsvaart, maar er volgde ook weer een korte periode Hengelo en intussen werd de drang naar zelfstandigheid steeds groter. De liefde voor het schrijven kwam steeds meer naar boven. Hij stapte wat aarzelend de reclamewereld binnen, zich overigens wel realiserend dat hij er van moest leven. Van meerdere kanten had men hem namelijk toegedicht dat hij van alles kon verkopen. Hij ziet het als het ware nog zo gebeuren, dat hij zaken binnen stapte om onder meer te vertellen dat hij niet kwam om advertenties te verkopen, maar dat hij wel wilde helpen bij het maken van advertenties. “Speels schrijven. met de nodige woordspelingen, dat heb ik altijd prachtig gevonden. Ik heb dat nu min of meer weer opgepakt in een verzameling gedichten, die misschien nog wel eens wordt uitgegeven. Dat geeft me het gevoel bezig te zijn met mijn tweede boek, waarvan mogelijk veel mensen na het uitkomen zullen zeggen dat dat niet Peter Ruijf is, omdat ik serieuzer bekend sta.”

Hoe hem dat verkopen van kantklare advertenties is vergaan? “Oh, goed”, zo klinkt. “Voor f 7,50 kreeg men tien advertentieteksten.” Dankzij de gave van vlug schrijven en vlug denken rolde er heel wat uit zijn vingers. Later werden er hele series gemaakt, die voor veel meer klanten konden worden gebruikt. Wel werd er voor gezorgd dat de exclusiviteit voor de klant gewaarborgd bleef. “Je ging steeds meer ervaring opdoen. Als het iets specifieks moest worden en niet algemeen hoefde te blijven moest er wat meer worden betaald.” In een later stadium is Ruijf in contact gekomen met een tekenaar, voor de nodige illustraties er bij. Hij laat horen regelmatig werk te hebben gehad, vrijwel helemaal buiten de eigen plaats. “Een profeet wordt in eigen land immers niet geëerd. Ik ben jaren achtereen het hele land door geweest, tot zelfs diep in Zeeland en Limburg. In de drukke jaren reed ik wel 80.000 kilometer per jaar.” Stelregel was dat de teksten door hem zelf werden bezorgd en dat ze meteen werden afgerekend, opdat de klant zekerheid had van het op tijd beschikbaar hebben en het gezin Ruijf niet over debiteuren hoefde wakker te liggen. Een enkele keer is het Ruijf overkomen dat iemand heel lang met zijn vrouw moest overleggen over het wel of niet kopen van de teksten. Bij nader inzien werden de teksten toch maar niet genomen, maar niet zo veel later waren er wel enkele in advertenties in de krant in die plaats afgedrukt…

Voordat Ruijf als tekstschrijver en met zijn reclamebureau begon was hij al voordrachtskunstenaar. Het mag ook declamatie of samenspraak worden genoemd, naar beslist geen toneel en wie zijn (veelal) middag- of avondvullende programma’s onder show rangschikt trapt hem danig op het hart. Ruijf verstond niet de kunst om van de kunst te leven en dat heeft helemaal niets te maken met de keus van zijn programma’s. De oorzaak ligt veel simpeler: het seizoen voor zijn programma’s was van september tot (en met) maart. “In de zomer was er niets of weinig te verdienen en vergeet ook niet wat je voor een middag of avond kon vragen.” Ruijf meent zonder meer te mogen stellen dat hij een erg druk leven heeft geleid, mede omdat hij steeds meer werd gevraagd. Met name was hij (samen met wijlen Ger Huizinga) enorm geliefd met de kerstprogramma’s. “Soms werd er twee of drie jaar van te voren al afgesproken. Dat heeft me wel eens bezwaard.” De paasprogramma’s genoten ook veel faam en wie er niet heel vroeg met het bespreken bij was liep een grote kans geen afspraak met Ruijf te kunnen maken. Bijbelse en andere gedichten nam hij ook graag in zijn programma’s op. Ruijf is ook opgetreden tijdens bruiloften en partijen, maar dat was zeker niet zijn favoriete terrein.

Peter Ruijf was achttien of negentien jaar toen hij naar een zogeheten reciteeravond ging, wat naar meer smaakte. Hij heeft les gehad van Arie Post, die hem met name bij bracht veel met de stem te kunnen doen. Op dat moment krijgt het gesprek een heel andere wending en laat Ruijf vol overgave onderdelen uit zijn programma’s horen, om zijn woorden, zo veel met de stem te kunnen doen, te illustreren. Nog steeds veel gevraagd is Paradijspoort, “door de eenvoud en de manier van (beeldend) kunnen zeggen.” Een enkele keer gaat Ruijf nog in op het verlenen van medewerking en ook steeds heeft hij nog een aantal afnemers van advertentieteksten.

Met grote regelmaat heeft Ruijf opgetreden tijdens propaganda-avonden van het CNV, die werden geleid door onder meer Ruppert en Bouke Roolvink. “In november gebeurde dat soms vrijwel dagelijks, maar er waren ook maanden met een blanco agenda. ” Ruijf beaamt dat hij heeft geprobeerd een boodschap uit te dragen en dat in een heel eigen stijl. “Ik heb vrienden in alle kringen. Ik heb zo veel hemels geluk gekregen… Ik heb van het geluk verteld. Mijn voordrachtskunst was een gave van het uitbeelden en het woord. Dat uitbeeldende was zo sterk.” Op hetzelfde moment declameert hij uit het stuk Saul en David, als staat hij voor een zaal met mensen. “Je moet gevoelsmens zijn. Je moet tranen in je ogen kunnen krijgen. Als je de ontroering van je zelf over kunt brengen op een ander begint de voordrachtskunst.” Toen er eens tijdens een CNV-avond werd verondersteld, dat hij wel lid was van de voordrachtskunstenaarsbond, moest hij de gesprekspartner teleur stellen. De keus van zijn werk was na een auditie bepalend voor de afwijzing. “Er was grote verbazing over die reden van afwijzing en er was alle begrip voor mijn opstelling, dat ik hier mijn stof vond en dat ik die in begrijpelijke taal wilde weer geven.” In een later stadium werd hij gevraagd nog eens een auditie te doen. “Ik heb dat geweigerd, onder mededeling dat er niets was veranderd en dat ik nog steeds het zelfde genre hanteerde.” Plotseling kreeg hij de mededeling als lid te zijn geaccepteerd, wat hem overigens helemaal niet heeft gestreeld.

Peter Ruijf vind dat hij een dienende en verdienende taak heeft gehad. “Ik moet me aanpassen aan de mensen.” Spontaan klinken er weer delen uit programma’s. Hij had nimmer spiekbriefjes” of dergelijke nodig, tenzij iets spontaan ter plaatse nog was gemaakt. “Ik ken nu nog al mijn programma’s uit het hoofd. Soms heb ik ze honderden keren voorgedragen. Die computer hier, daar zit nog alles in…” En toch is er een hapering geweest in de grotere computer, want hij werd twee jaar geleden getroffen door een herseninfarct. Hij zegt dat hij zijn (grotendeels) herstel mede te danken heeft aan het zich kunnen optrekken aan anderen, die ook gehandicapt waren. Juist in de periode van zijn herstel schreef Ruijf de gedichtenbundel “Wees meer in de wolken”. Voor zijn programma’s, die hij voor een heel breed publiek bracht, heeft hij zelf niet zo veel geschreven. “Ik voelde dat ik het niet moest doen. Achteraf beschouwd is het toch valse schaamte geweest.”

Peter Ruijf voelde het duidelijk als een uitdaging toen hij werd benaderd om een revue (hij zelf spreekt liever van een revue-achtig herdenkingsspel) te schrijven ter gelegenheid van het vieren van de 200ste geboortedag van mr. Willem Jan baron van Dedem tot Den Berg, de man die de Dedemsvaart liet graven en het moerasgebied hier open legde. Hij had het niet eerder gedaan en bovendien was de tijd tussen schrijven en opvoeren heel erg krap. Het werd “‘Uit toen geboren” en gebracht door leden van de Avereester Kunstkring en De Rederijkers. Ruijf was daarin zelf de verteller en Dekker en Schrotenboer (‘een vondst’) de veel humor gebruikende commentatoren. Ruijf zei opnieuw ja toen hij werd benaderd voor de feestelijkheden ter ere van het feit dat 175 jaar geleden bij Hasselt was begonnen met het graven van de Dedemsvaart. Dat werd “Het verhaal van het kanaal. Ze kregen een schop”, met een centrale rol voor Jan Dekker en Johan Smit. “Het was een uitdaging. Ik wist niet of ik het kon. Proza schrijven kon ik wel. Ik heb veel poëzie voorgedragen.”

Wat heeft het tot nu toe belichte leven Peter Ruijf gegeven? “Ik zou niet graag een ander leven gehad willen hebben. Alles wat ik deed was tegelijk mijn hobby. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets weer moest doen.” Twee andere aktiviteiten uit het leven van de tachtigjarige mogen naar mijn gevoel ook niet ongenoemd blijven. In de eerste plaats is dat het schilderen. “‘Dat doe ik niet zo veel en door de handicap lukt het ook niet zo. Ik heb overigens heel vaak gekeken bij mijn broers, die naar mijn mening mooi werk maakten. Ik fotografeerde vroeger graag en vaak, met name in de natuur. Ik ben begonnen aan de hand van een foto. Toen ik liet horen van mening te zijn dat het me aardig goed gelukt was zei een broer tegen mij: “Je moet er nog heel wat van leren”. Er was overigens geen sprake van faalangst. Schilderen is ongeveer net zo iets als vissen. Het is rustgevend. Je weet nog niet precies hoe het wordt. Ik ben bij mijn broers blijven afkijken.” Van zijn vader kent Peter Ruijf twee schilderstukken, “die hij maakte voor moeder”, die lang in het ouderlijk huis hebben gehangen. Als een stukje eerbetoon aan zijn vader heeft hij het schilderij, dat een deel van Sluis Zes voorstelt, bij de opening van de Oudheidkamer in het leshuis van het kalkovencomplex (op 16 juni 1992) geschonken aan de Oudheidkamer van onze vereniging. De op 21 november 1863 in Avereest geboren en op 1 mei 1916 overleden Dirk Ruijf maakte het schilderij toen hij negentien jaar was. Het andere hangt bij een vriend in Dedemsvaart.

“Dat waren echt mooie tijden”, laat Ruijf horen als de culturele commissie Antenne ter sprake wordt gebracht. “Het kostte helaas veel geld maar door het gezelschap Tetman de Vries te laten komen verdwenen de financiële zorgen geheel of grotendeels.” Ruijf en Wolters deden het leeuwenaandeel van het werk van die commissie, die het drie of vier seizoenen wist vol te houden. Het betekende optredens van onder andere de parodiste Chilli Wang, Jo Vincent, pater Leopold Verhagen, ds. Klamer en anderen. Ruijf: “De revues van Van Dedem waren echt mijn hoogtepunten. Daar ben ik een stukje Dedemsvaartse jongen gebleven.” De anderhalf uur, die we ons hadden toegemeten, was veel te snel voorbij…

W. Wind

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest