Ga naar de inhoud

Spoken in Dedemsvaart.

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 5 oktober 1875 trof Wim Visscher onlangs een opvallende beschrijving van een voorval uit Dedemsvaart uit die tijd.

“Avereest a/d Dedemsvaart 2 october. Verleden Dinsdag had hier een voorval plaats, dat reeds aanleiding heeft gegeven tot allerlei praatjes over geesten, spoken en heksen en andere schrikwekkende weezens en dat op zich zelve van weinig betekenis is, maar waarvan wij de toedracht, om der waarheid hulde te doen en ’t bijgeloof den kop in te drukken, niet willen verzwijgen.

J.K., mr. smid alhier, was gestorven en werd l.l. Dinsdag ter aarde besteld. Op den avond van dien dag zaten de dienstmeid van den overledene en den beide smidsknechten nog tehuis, zeker nog verkeerende onder de treurige indrukken, die een begrafenis-plegtigheid maakt op ’t menselijk gemoed. Terwijl de beide knechts zich even verwijderd hadden, stond de meid op, ging naar den haard om de brij te roeren, maar voordat zij deze bezigheid had verricht, stortte ze plotseling naar beneden; tot aan haar middel zakte zij in een riool, dat daar in vroeger tijden gemaakt was. Dat zij van schrik bijna bezweek kan men ligt nagaan. Evenwel had zij tegenwoordigheid van geest genoeg om zich uit het te vroeg gedolven graf te werken en naar haar buurman te vluchten, waar zij van den doorstane angst buiten westen geraakte. Nadat zij weer was bijgekomen, verhaalde zij de tragische gebeurtenissen; men onderzocht en bevond, dat de vloer van de kamer juist boven ’t riool verrot was. De zaak werd naverteld en behoorlijk geïllustreerd en gevariëerd door bijgelovige menschen (die gaarne van een mug een olifant maken), zodat iemand met vrij sterke zenuwen de haren te berge zouden rijzen.”

Speurend in het overlijdensregister van Avereest werd al snel duidelijk rond wiens overlijden deze geschiedenis speelt. Het is de smid Jan Kruisdijk, die op 24 september 1875 is overleden op het adres wijk F nr. 33. Bij het natrekken van zijn familieomstandigheden bleek dat een spookverhaal mogelijk versterkt is door de treurige lotgevallen in huize Kruisdijk.

Banketbakkerij van L.J. Jonker aan de Wisseling omstreeks 1905, waar van 1868-1875 Jan Kruisdijk zijn beroep als smid uitoefende.

Jan Kruisdijk, geboren te Wijhe omstreeks 1839, was de zoon van Cornelis Kruisdijk en Bartjen van der Beek, die omstreeks 1864 naar Dedemsvaart kwamen. Vader Kruisdijk gaf in die jaren als beroep slager op. Later komt hij regelmatig voor als arbeider. Zijn vrouw overleed op 25 april 1866.

Op 2 november 1867 trouwde Jan Kruisdijk in Avereest met de 25-jarige Dirkje Klaver, geboren te Vledder, binnen de poorten van de Maatschappij van Weldadigheid. Zij was een dochter van Giliam Klaver en Frederika Nak, die sedert 1848 een hoeve bij de Ommerschans beheerden.

Jan Kruisdijk zag kans om zich als zelfstandig smid te vestigen, waartoe hij op goede stand, aan de Wisseling te Dedemsvaart, een pand huurde van Harrn Kuijers, waar thans de banketbakkerij van Dorgelo gevestigd is. Ten oosten van dit pand (wijk F nr 32) woonde spekslager Andries Koehorst; een Dedemsvaarter van het eerste uur, die zich al in 1820 op deze stek vestigde, toen daar alles nog echt wild, woest en ledig was. Aan de westzijde (wijk F nr 34) woonde bakker Klaas Nijhuis (thans Nuvelstijn).

Om het smidsbedrijf goed uit te kunnen oefenen maakte Jan Kruisdijk gebruik van smidsknechten, die op jaarcontract werkten (meestal van 1 mei tot 1 mei). In de periode 1870-1875 hebben er tenminste 8 verschillende knechten gewerkt, waaronder de uit Wanneperveen afkomstige Jannes Pieffers, die er van 2 mei 1871 tot 1 mei 1874 woonde en werkte.

In het gezin van Jan Kruisdijk werd op 22 november 1869 een zoon geboren, Cornelis, en op 9 september 1871 een dochter, Frederika. Zoals het hoorde werd de zoon vernoemd naar de grootvader van vaders zijde, en de dochter naar de grootmoeder van moederszijde. Het dochtertje overleed echter op 23 april 1872, waarschijnlijk aan een besmettelijke ziekte, want een maand later, op 24 mei, overleed de zoon. In beide gevallen waren de buren, Koehorst en Nijhuis, getuige bij de aangifte van het overlijden. Inmiddels was vader Comelis Kruisdijk bij het gezin ingetrokken. Een jaar later, op 16 april 1873, werd weer een zoon geboren, Giliam en weer twee jaar later, in het voorjaar van 1875, was Dirkje Klaver wederom in blijde verwachting. Zij werd bijgestaan door een dienstbode, Tjeerdje Gerrits Visscher, die een jaar eerder uit de Ommerschans ontslagen was. Jan Kruisdijk werd in zijn dagelijks werk bijgestaan door Gerhardus van Zwolle, die al sinds twee jaar bij Kruisdijk werkte en door Jannes Pieffers, die na een jaar afwezigheid weer terug was. Pieffers woonde nu echter niet in bij Kruisdijk, maar bij de buren van Koehorst (wijk F nr 31), de scheepstimmerman Wilhelmus Theodorus Reuvers.

De maand juni vorderde, en niets wees erop dat amper drie maanden later het bovenstaande artikel in de Drentsche Courant zou verschijnen. Totdat de baby zich aankondigde. De bevalling, op de eerste juli, verliep dramatisch. Wellicht kwam het kind in een stuitligging ter wereld, iets waaraan in die jaren grote risico’s verbonden waren voor moeder en kind.

Toen het kind, een jongetje, om elf uur ’s ochtends ter wereld kwam, bleek het reeds overleden te zijn. Ook Dirkje was er slecht aan toe. Waarschijnlijk verloor ze veel bloed zonder dat de dokter daaraan iets kon doen. De volgende dag, 2 juli, om vier uur ’s middags, overleed Dirkje.

Wat dit voor Jan Kruisdijk heeft betekend kan men raden. Of zijn overlijden op 24 september van hetzelfde jaar in verband moet worden gebracht met het drama zal nooit duidelijk worden. Dat een woning, waarin een jong gezin nagenoeg compleet in korte tijd uit het leven is weggerukt, voedingsbodem is voor spookverhalen, ligt voor de hand.

Zoals zo vaak, geldt ook in dit verhaal weer het gezegde ”de een zijn dood …..”

Smidsknecht Jannes Pieffers trouwde op 19 februari 1876 met de dienstmeid van “buurman” Klaas Nijhuis,  Betje Keuken. Zij namen hun intrek in het “Spookhuis” van Jan Kruisdijk, waar op 26 december van dat jaar hun eerste kind geboren werd: Wolter. Zijn vroegere collega Gerhardus van Zwolle bleef als knecht bij hem tot 1877. In de jaren daarna werden nog twee dochters en een zoon geboren.

Ook financieel ging het Pieffers voor de wind, want in 1879 wist hij het pand van huurbaas Harm Kuijers aan te kopen.

Jannes Pieffers oefende zijn bedrijf daar uit tot 1902, toen bij het pand verkocht aan Luuks Jonker, de banketbakker en schrijver van Harm, ’n boerenleven an de Reest”. Uit deze jaren stamt ook bijgaande foto. Pieffers overleed op 11 juni 1908.

Helmuth Rijnhart

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest