Ga naar de inhoud

De draaiorgelman en de miljoenendans.

Een waar verhaal uit de notariële wereld.
(Uit overwegingen van privacy zijn de namen in dit verhaal gewijzigd).

De derde woensdag in de maand mei, aan het eind van de veertiger jaren van de vorige eeuw, was een zonovergoten voorjaarsdag. De jaarlijkse ”grootmarkt” in Dedemsvaart. Als vanouds draait in de morgenuren van deze dag op het Marktplein voor de kleintjes de draaimolen, welke tegen de avond vervangen zal worden ten gerieve van de ouderen door een zweefmolen. Een jaarlijks terugkerende gezellige dag in ons dorp, waar destijds in het algemeen weinig of niets te beleven viel. De marktkramen worden opgebouwd en de kooplieden hopen op een goede markt, zodat ze tegen de avond ”os” naar huis kunnen gaan. Om ongeveer 10 uur in de ochtend van deze dag rijdt een grote zwarte limousine met privé-chauffeur in uniform de inrit van het notariskantoor op. Nog voordat de beide passagiers zijn uitgestapt, gaat de voordeur van het herenhuis al open en worden de hoge gasten hartelijk verwelkomd. Op kantoor is alles in gereedheid gebracht voor deze belangrijke dag. De grote akte van inventarisatie, annex scheiding en deling van de boedel en nalatenschappen van een zeer welgestelde land-adellijke familie uit een naburige gemeente zou worden getekend. Meer dan een jaar lang had de oude klerk zijn grote vakkennis in de strijd geworpen om deze gigantische boedel tot een goed einde te brengen. Het had hem menig zweetdruppeltje gekost en hij had er ’s nachts ook wel eens wakker van gelegen, maar nu was dan eindelijk het moment suprème aangebroken dat ”de boel uit elkaar zou gaan”. Alle kadastrale gegevens van de vele verpachte boerderijen, die tot de activa behoorden, waren te elfder ure nog gecontroleerd. De saldi van de diverse bankrekeningen en de effectenlijsten waren tot en met negen uur in de morgen nagelopen. De kapitalen van de talloze uitstaande hypotheken met de betrokken rentepercentages waren nagezien. Er kon dus feitelijk niets mis gaan. De betreffende erfgenamen hadden meerdere malen een ontwerp ontvangen van de zeer omvangrijke akte en er waren uiteindelijk geen aanmerkingen meer op dit notariële werkstuk gemaakt. Nadat de beide personen, die de akte zouden tekenen (in het notariële jargon als ”comparanten” aangeduid), in de huiskamer van koffie en verder van het nodige waren voorzien, betrad men Wet privé-kantoor van de notaris. De getuigen, de oude en de jonge notariële medewerker, die doorgaans met het middeleeuwse woord ”klerk” werden aangeduid, werden binnengeroepen om in een hoekje van het kantoor verplicht mee te luisteren naar het slaapverwekkende voorlezen van de inhoud van de enorme akte. De notaris begon zijn klus met luide stem:

”Heden, de   …  negentien honderd…..  verscheen voor mij, notaris ter standplaats ……….. in tegenwoordigheid der beide na te noemen getuigen:
1. Coenraad Arthur Boudewijn Maximiliaan Baron van Oudenbosch tot Rosengaerde, landeigenaar, wonende te ………. met huwelijkse voorwaarden gehuwd met de hierna te noemen comparante sub 2.”

”Excusez-moi monsieur le notaire”, interrumpeerde de baron, wiens verre voorouders van Franse origine waren, met geaffecteerde stem, ”men heeft kennelijk vergeten voor mijn naam de twee woorden ”de heer” te vermelden. Zou dat peut-étre gecorrigeerd kunnen worden? Oui? Merci bien monsieur!”

De notaris vervolgde zijn preek.
”2. Mevrouw Juliette Rosalinde Eugénie Älexandra Baronesse van Wermershoff tot Suydewijn, echtgenote van de comparant sub 1 genoemd, particuliere, wonende te ………… handelend de beide comparanten voor zich en als lasthebbers ingevolge een onderhandse akte van volmacht, welke na vooraf …….. enzovoort.”
De notaris las onverdroten verder.

De draaimolen van de kermisexploitant J. Smit, die in het verleden regelmatig de Dedemsvaartse jaarlijkse “grootmarkt” bezocht.

De jonge klerk en de barones

De jonge klerk had de grootste moeite om bij het monotone gedreun van zijn baas wakker te blijven. Hij had al verscheidene malen dat lange epistel getypt en hij kende langzamerhand hele stukken ervan uit zijn hoofd. Gisteravond had hij een verjaardagsfeestje meegemaakt. Het was erg gezellig geweest en daardoor nogal vrij laat geworden. Of speelden misschien die paar pilsjes, die hij genuttigd had, ook een rol in deze? Hij nam de barones eens wat nauwkeuriger op. Ze zag er wel aardig uit, goed figuur, alleen die verveelde trek op haar gezicht. Ze was vast niet gelukkig, dacht hij. Vermoedelijk een typetje, dat ’s morgens al om half elf met een min of meer aristocratische vriendin aan de sherry zat om de laatste dorpsroddels door te nemen. ”Zeg Constance, heb je het al gehoord van die vrouw van één van onze pachters?” Waarschijnlijk was ze een jaar of achtendertig. Vast nog geen veertig. De baron was veel ouder. Kon je zo zien! Liep vermoedelijk al tegen de zestig. Dat had je vaker in die kringen, wist hij. Een oudere man met een veel jongere vrouw. Konden ze lekker mee pronken op de ”Ladies Night” van de ”Rotary Club”. Hij keek door de goedkope vitrage en zag de werklieden van de landbouwcoöperatie aan de overzijde van het kanaal een aanvang nemen met hun welverdiende schaft. Vermoedelijk waren deze hardwerkende mannen met hun bescheiden weekloontje vele malen gelukkiger dan de barones.

De notaris vervolgt zijn werk

Het inventarisgedeelte van de omvangrijke akte was inmiddels voorgelezen. De notaris schoof de akte terzijde en zei tegen de baron: ”Nu, ik geloof dat wij alles zo’n beetje gehad hebben. Bent U thans bereid om in mijn handen de eed af te leggen, dat U niets heeft verduisterd noch weet, noch gezien heeft dat iets verduisterd is van hetgeen tot deze boedel en nalatenschappen behoort? Zo ja, wilt U dan opstaan van Uw zitplaats, heffen de twee voorste vingers van Uw rechterhand en mij nazeggen de woorden: ”Zo waarlijk helpe mij God almachtig”. De baron bleef stokstijf zitten en zei: ”Non monsieur, dat kan ik niet doen, want ik ben atheïst.” De notaris verschoot enigszins van kleur. In zijn jarenlange loopbaan in het notariaat, eerst als kandidaat-notaris, die hij vaak met ”De magere jaren” aanduidde en vervolgens op latere leeftijd als notaris, was dii hem nog nooit overkomen. Indien U de eed niet wilt of niet kunt afleggen, dan biedt de wet ook de mogelijkheid om de belofte af te leggen. ”Pas de problème”, antwoordde de baron. Hij stond op. De notaris herhaalde de zo even uitgesproken woorden, met dien verstande, dat de eedsaflegging werd vervangen door de zin ”dat verklaar ik en beloof ik.” ”Gaat U maar weer zitten”, zei de notaris en hij vervolgde het voorlezen van de akte. Hij was nu aangeland bij de toedeling van de scheiding. “Thans overgaande tot scheiding en deling verklaarden de comparanten zo voor zich als in hun voorschreven kwaliteiten bij deze toe te delen aan: 1. De comparant sub 1 genoemd: Alle baten, hiervoor nader omschreven in Kavel A voor ………. enz..”

Een draaiorgel?

Wat hoorde de jonge klerk daar? Wat was daar voor buitengewoon welkome afwisseling op til? In het grind voor het notariskantoor werd het geluid van paardenhoeven gehoord. Hij keek eens scherper door de dunne vitrage en zag, dat er een draaiorgeltje naar de ingang van het notariskantoor werd gedirigeerd. Een mager schonkig paardje trok het armzalige pierement voort. De orgelman hield met zijn broodwinning halt vlak onder het raam van het privékantoor van de notaris, vermoedelijk daarbij denkende dat een notaris wel een paar centen kon schuiven. En ja hoor, daar klonken reeds de eerste vrolijke deuntjes. ”Twee reebruine ogen, die keken de jager aan, twee reebruine ogen, die hij niet vergeten kan”. ”De Selvera’s”, of hoe die zangeresjes ook mochten heten, hadden bij de opname van het plaatje er hun hele ziel en zaligheid in gelegd, om er iets moois, maar bovenal iets gevoeligs van te maken. De notaris keek, lichtelijk ontstemd, met een vlugge blik naar buiten. ”Na de reebruine ogen” kwam er nog een aantal smartlappen en dijenkletsers ter verhoging van de plaatselijke feestvreugde. Uiteindelijk was het grootmarkt, niet waar?

De weledelgestrenge werd enigszins nerveus. Hij schuifelde enige malen met zijn voeten over het tapijt en begon aan zijn zegelring, met ingegraveerd familiewapen, te draaien. Deze handelingen voorspelden meestal niet veel goeds, wisten de klerken uit ervaring. Plotseling gooide hij zijn stoel achteruit, deed een greep in het zakje van het vest van zijn streepjeskostuum, haalde er een rijksdaalder uit en zei tegen de jonge klerk: ”Hier geef dit aan die man buiten en laat hem direct verdwijnen. Zeg maar, dat ik in een belangrijke bespreking zit.” De jonge klerk nam het geldstuk aan en verdween door de lange gang van het statige herenhuis naar buiten. ”Beste man, de notaris is met iets belangrijks bezig. Hier heb je een rijksdaalder en of je zo vriendelijk wilt zijn om direct te verdwijnen.” De orgelman keek, of hij het in Keulen hoorde donderen. Hij was gewend dat de mensen zijn muzikaal optreden meestal beloonden met centen of stuivers of hooguit-eens een keer een dubbeltje en nu in één keer zo veel geld. Onvoorstelbaar! Hij nam de zweep, gaf het magere scharminkel van een paardje een tik en verliet razendsnel het notariële erf. Het orgeltje schommelde en schokte en was weldra uit het zicht verdwenen.

Het fraaie gebouw op de foto was het politiebureau annex brandweerkazerne in Dedemsvaart. Anno 2017 staat op deze plek een winkelcentrum met daarboven appartementen.

Het tekenen van de akte

De notaris was inmiddels rustig doorgegaan met het voorlezen:
”Tenslotte verklaarden de comparanten, handelend als gemeld, dat zij hiermede alle voorschreven zaken, welke behoren tot gemelde boedel en nalatenschappen, naar hun volkomen genoegen hebben gescheiden en verdeeld en dat zij elkander over en weder vrijwaren, enz.” Na het tekenen van de akte, de volmacht en de afwerking van de verdere papieren rompslomp, werden de hoge gasten met alle égards naar de gereedstaande limousine begeleid om naar hun woonplaats af te reizen. De notaris bekeek de akte nog eens nauwkeurig, of alles wel getekend en de aangebrachte correctie geparafeerd was. Maar wat zag hij daar? Hij kon zijn ogen haast niet, geloven. Op de eerste bladzijde van de akte was een wijziging aangebracht, luidende: ”Ingevoegd in regel vijf van de eerste bladzijde dezer akte de tien woorden en het ene cijfer: zijnde de ”comparant sub 1 genoemd volgens zijn verklaring een heer.” De notaris, die blij was dat de akte getekend was en hij eindelijk het bedrag van zijn aanzienlijke declaratie kon incasseren, borg glimlachend het document in de kluis. De oude klerk, die voor deze gang van zaken verantwoordelijk was, werd niet ter verantwoording geroepen.

Peter Makaske, amateur-historicus

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest