Ga naar de inhoud

Zwevende balkons in Dedemsvaart.

Oranjebuurt

Langs de Oranjestraat, Marijkestraat, Margrietstraat en de Wilhelminastraat zijn in de jaren vijftig (in opdracht van de gemeente Avereest) meerdere woningen met zwevende balkons gebouwd. In deze straten overheerst nog altijd dit opvallende en niet‑tijdgebonden ontwerp. Ook de situering van de woningen is heel bijzonder te noemen. De mensen wonen hier niet aan een straat maar in een fraai ingerichte ruimte. De woningen werden ontworpen door de in die jaren in Emmen gevestigde architect A. C. (Arno) Nicolaï. Deze architect zette de gebouwen ook op zijn plek (stede). Dat laatste (mooie plekjes maken) is nu het werk van de stedebouwer. Dus niet van de stedenbouwer zoals de nieuwe spelling ons ten onrechte doet geloven. De schrijver van dit artikel is ruim vijfendertig jaar als stedebouwkundig medewerker bij de gemeente Emmen actief geweest. Tussen het door Nicolaï gebouwde nieuwbouwwijkje “De Nijkampen” in Emmen en deze woningen in Dedemsvaart zijn herkenbare architectonische en stedebouwkundige verbanden te leggen. Naast deze verbanden wordt in dit artikel ook aandacht besteed aan de betekenis van architect Arno Nicolaï.

De wederopbouw van Nederland werd na de Tweede Wereldoorlog op vele fronten ter hand genomen.

Drentse ontwikkeling

Door de sociaal slechte afloop van de vervening en de daarop volgende crisisjaren waren veel gezinnen in Zuidoost‑Drenthe vóór maar ook na de oorlog naar elders vertrokken. Daarom was er haast geboden met de industrialisatie van deze regio. De toenmalige burgemeester K.H. Gaarlandt kreeg op het ministerie van Economische Zaken en van de fabrikanten zelf te horen, dat Emmen zich niet moest beperken tot het aantrekken van bedrijvigheid. Ook moest het woon‑ en leefklimaat worden verbeterd. Het dorp moest worden uitgebreid met woningbouw en met allerlei voorzieningen. De raad koos in die periode bewust voor het in eigen beheer nemen van die ontwikkeling. Zo kon het gebeuren, dat in Emmen bij de Dienst Gemeentewerken ruim 500 ambtenaren werkten. De gemeente kreeg o.a. een eigen bouwkundige en stedebouwkundige afdeling. Sommige veelbelovende talenten werden zelfs persoonlijk door de burgemeester naar Emmen gehaald. In de vijftiger en zestiger jaren is de structuur voor de later wereldvermaarde woonwijken gelegd. Aan die ontwikkeling heeft Arno Nicolaï een onuitwisbare bijdrage geleverd.

Woningen aan de Marijkestraat te Dedemsvaart.

Studie bouwkunde

Adrianus Carolus Nicolaï werd op 5 november 1914 in Breda geboren. Hij bracht zijn jeugd door in Apeldoorn, Hilversum, Haarlem en later in Zeist. In Utrecht behaalde hij zijn MTS‑diploma. Via het architectenbureau Leo G. Visser ging hij in 1939 in Amsterdam als tekenaar/opzichter bij Architectenbureau P. Zanstra, J.H.L Giesen en K.L Sijmons werken. Eén van zijn werkgevers P. Zanstra kwam hij ook ’s avonds tegen. Zanstra had een privé‑opleiding opgezet om tegenwicht te bieden aan het (volgens hem) behoudende Hogere Bouwkunst Onderricht (HBO). Toen door het uitbreken van de oorlog deze opleiding opgeheven werd, begon Nicolaï alsnog aan het HBO te studeren. Daar ontmoette hij voor zijn latere vorming de zeer belangrijke Lotte Stam‑Beese (1903‑1988). Nicolaï studeerde in 1944 op het ontwerp voor een Studenten Clubgebouw in Amsterdam af. In het Bouwkundig Weekblad stond, dat het resultaat er mocht zijn. 

“Van alle plannen is dit het meest architectonische. Het is iets aan de koele en uiterlijke kant, maar in deze uiterlijkheid ook verreweg het gaafste en het beheerschte. Het is sterk intellectueel, maar (gezien het doel) toch zeer op zijn plaats.”

Ontwikkeling in de architektuur

De jaren bij Zanstra, Giesen en Sijmons waren voor de vorming van de aankomende architect Arno Nicolaï van beslissende invloed. Zanstra, Giesen en Sijmons waren lid van de “Groep ’32”. Deze groep van architecten had stevige kritiek op de dogmatische aspecten van het Nieuwe Bouwen (*1). Bij de aanhangers van het Nieuwe Bouwen had de verwachting post gevat, dat, wanneer woningbouw aan menselijke en functionele eisen voldeed, het resultaat ook esthetisch verantwoord was. Sybold van Ravesteyn, die tot de moderne architecten behoorde, nam als een van de eersten afstand van deze zienswijze. 

“Doordat de Nieuwe Zakelijkheid in de laatste tien jaren het woord schoonheid in woord en geschrift heeft gemeden en uitsluitend gerept heeft van sociale, economische of constructieve eischen, is het gevaar ontstaan dat de aanwezigheid van begrip op deze laatste gebieden, gepaard met de afwezigheid van kunstenaarschap, leelijke bouwwerken voortbrengt die wel het verstand, doch niet de zinnen bevredigen en die geen architectuur zijn.”

Voor zover er volgens de Nieuwe Bouwers al sprake van schoonheid kon zijn viel deze met doelmatigheid samen. De vorm zou als vanzelf uit de functie volgen. De leden van de inmiddels opgerichte “Groep ’32”  keerden zich zoals gezegd tegen de dogmatiek van deze functionalistische benadering. Ze wilden de vormgeving in het ontwerpen weer een grotere rol laten spelen. In de oorlogsjaren nam Nicolaï deel aan de Doornse Leergangen, waar gedurende discussiebijeenkomsten werd gepoogd een brug te slaan tussen de Nieuwe Bouwers en de traditionalisten. Zo raakte Nicolaï ook met hun uitgangspunten bekend. Daarbij valt te denken aan hun afkeer voor strokenbouw en hun keuze voor het gesloten blok, de menselijke maat, ambachtelijkheid en hun aandacht voor de vorm.

Woningen met “zwevende balkons” aan de Wilhelminastraat.

Zelfstandig architekt

In 1946 trouwde Arno Nicolaï met Cora Chaillet (1919‑1975), zowel collega als studiegenote bij Zandstra, Giesen en Sijmons. Via Denekamp/Oldenzaal vestigde het gezin Nilcolaï zich in 1949 in Emmen. Hier zou hij tot 1983 als architect actief blijven. Architectenbureau Nicolaï werd voor het eerst in 1946 vermeld als de ontwerper van twintig woningen voor de NAM in Schoonebeek. Via de NAM was zijn interesse voor de moderne en tot zijn verbeelding sprekende ontwikkeling van Zuidoost‑Drenthe gewekt.

In 2004 is in de reeks “Bibliografieën en oeuvrelijsten van Nederlandse architecten en stedebouwkundigen” het boek over Arno Nicolaï verschenen. Volgens dat boek (*2) heeft Nicolaï in opdracht van de gemeente Avereest in 1953 zijn eerste woningen voor Dedemsvaart en Balkbrug ontworpen. Tussen 1954‑1957 heeft aannemer J.H. Plegt uit Langeveen in twee bouwstromen (51 en 17) 68 woningen in de Oranjebuurt gebouwd. Het jaar daarop, in 1958, is de (tussen 1954‑1955) ontworpen burgemeesterswoning aan de Baron van Dedemlaan gerealiseerd.

Zwevende balkons

De roodbakstenen met slanke kappen gedekte gebouwen markeren een opmerkelijke periode uit de bouwgeschiedenis van Dedemsvaart. Opvallend zijn de “zwevende” balkons. Door de toepassing van beton kon de vorm van deze balkons bescheiden en slank worden gehouden. Tot die tijd waren de meeste balkons in de bebouwing opgenomen of voorzien van zware dragende balken. Deze balkons “zweven” en zijn van een ongelooflijk mooie esthetische schoonheid. Ze geven aan deze gebouwen een herkenbaar en fraai aanzien. In dezelfde periode zijn door heel Nederland van deze woningen gebouwd. De architectuur van de woningen is een voortzetting van een  geslaagde proefneming  3) in de Nijkampen te Emmen (1955). Naast hernieuwde aandacht voor de esthetica in de architectuur is in de Oranjebuurt ook veel aandacht besteed aan de stedebouwkundige inrichting. De meeste huizen zijn aan een ruimte gesitueerd. De woonbeleving en de bereikbaarheid van de afzonderlijke woningen krijgen daardoor een andere dimensie. Op de meeste plekken bestaan deze ruimten nog uit gazons met bomen. Op het moment dat deze open ruimten bijv. zouden worden beplant met heesters en ingericht worden met parkeerplaatsen, dan verliezen ze hun enorme belevingswaarde. In vaktermen heet dat versnippering. Hier moet voor worden gewaakt. In de nieuwste uitbreiding van Dedemsvaart zijn de projectontwikkelaars en in hun kielzog de stedebouwers voor wat dat betreft terug bij af. De straat is weer dominant en de restruimten zijn minimaal en sober ingericht. Bovendien vraag je je af wat heeft deze uitbreiding met een kanaaldorp als Dedemsvaart gemeen. De stedebouwkundig armtierige waterpartijen halen het niet bij de monumentale uitstraling van het oorspronkelijke kanalen en wijkenstelsel.

Ruimtelijk wonen in de Oranjebuurt.

Samenvatting

In de jaren vijftig heeft de gemeente Avereest bewust voor een eigentijdse ontwikkeling gekozen. Naast Gerrit Rietveld werd ook Arno Nicolaï uit Emmen benaderd. Men besefte, dat het oplossen van de woningnood om meer vroeg dan een paar rijtjes woningen langs een verhard woonstraatje. Arno Nicolaï had in die jaren al begrepen dat het stratenpatroon moest passen in dat van Dedemsvaart. Zijn variatie zit in het situeren van de woonblokken. Hierdoor ontstonden spannende ruimten. Tijdens een lezing op 3 oktober 1953 gaf Arno Nicolaï te kennen, dat een gebouw meer is dan een plattegrond met wat gevels. 

“Een gebouw is een ruimtelijk gebeuren, een ruimtelijk organisme waarin U zich kunt voelen leven, gestimuleerd door de openheid van een raam of door de kleur en teruggedrongen of beschermd door een muur.” 

Met deze overwegingen kwam Arno Nicolaï vrij te staan van het pure functionalisme.

Tenslotte

Op vele plekken in Nederland en niet in de laatste plaats in de Oranjebuurt te Dedemsvaart valt nog steeds te genieten van de door Arno Nicolaï in vorm en gebruik gegoten harmonie tussen gebouwen en zijn omgeving.

Henk Jeurink.

Noten

(*1) De term “Het Nieuwe Bouwen” (nooit scherp afgebakend van de term Nieuwe Zakelijkheid) wordt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis tussen 1925 en 1940 gebruikt. Het gaat niet zo zeer om een nieuwe bouwstijl, maar meer om een nieuwe bouworganisatie, die tegemoet moest komen aan de eisen van de economische en demografische schaalvergroting. De geboden oplossingen waren behoorlijk radicaal. Het arbeidershuis was niet langer een afgeleide van de burgerlijke villa, maar iets geheel nieuws. Er werd gericht op collectieve bouw, met aandacht voor een praktische indeling. Comfort en licht, maar waarbij ook stoep, tuin of plat werden ingeruild voor collectieve voorzieningen als park, plein en daktuin. De architecten van het Nieuwe Bouwen hadden een groot geloof in de verworvenheden van de moderne tijd. De ontwerper mocht zich in zijn werk niet laten leiden door een verlangen naar monumentaliteit, maar uitsluitend door de eisen van doelmatigheid. De architecten van het Nieuwe Bouwen verzetten zich sterk tegen het gebruik van ornamenten; verantwoord materiaalgebruik en goede bruikbaarheid van gebouwen was voor hen essentieel en tevens een vorm van schoonheid. De architecten hadden zich verenigd in de in 1920 en 1927 opgerichte verenigingen “Opbouw” en “De 8”. Vanaf  1932 publiceerden zij hun ideeën in het Tijdschrift  “De 8 en Opbouw”. In 1946 kregen “De 8” en de “Opbouw” de unieke kans voor het ontwerp en de realisatie van het dorp Nagele in de Noordoostpolder.

(*2) Het boek (ISBN 90‑76643‑20‑2) is verschenen op initiatief van de Stichting Bibliografieën en Oeuvrelijsten van Nederlandse Architecten en Stedebouwkundigen (BONAS). De Stichting BONAS is gevestigd in het gebouw van het Nederlands Architectuurinstituut. Voor alle inlichtingen Stichting BONAS, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam.

(*3) Jammer genoeg zijn de markante balkons in deze buurt in Emmen vervangen door zielloze schaamschotjes voor de balkondeur. Je moet toch ergens je dekens overheen kunnen hangen. Een staaltje van onvervalste cultuurbarbarij.

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest