Ga naar de inhoud

Haar mooiste verjaardagscadeau.

Het ware verhaal van een doodgewaande Dedemsvaartse dwangarbeider

Mijn vader was Gerrit Jan Makaske, geboren te Ermelo op 23 december 1901 en overleden te Avereest, op 31 augustus 1958. Op 1 januari 1923, hij was toen net 21 jaar, trad hij na het voltooien van zijn opleiding als typograaf (zetter) in dienst van de Firma G.J.Gelderman, destijds uitgever van de “Dedemsvaartsche Courant”. Gedurende een bepaalde periode in de oorlogsjaren 1940‑1945 werd de “Dedemsvaartsche Courant” door de bezetter een verschijningsverbod opgelegd. Een gedeelte van de medewerkers van de Firma Gelderman ontving een oproep voor het ondergaan van een medische keuring, waarna in het kader van de zogenaamde “Arbeitseinsatz” verplichte tewerkstelling in de oorlogsindustrie van het vijandelijke Duitsland zou volgen. In die oproep stond onder meer in dreigende taal vermeld, dat bij het niet opvolgen daarvan “zeer ernstige maatregelen” zouden worden getroffen jegens de betrokken familieleden. Het Nationaal Verzet op de Veluwe (in de volksmond destijds bekend als Ade ondergrondse”) bood mijn vader een onderduikadres aan, maar hij was beducht voor de eventuele gevolgen voor zijn gezin en maakte hiervan geen gebruik. Mijn vader, die ik nooit ziek heb gekend, werd uiteraard medisch goedgekeurd, waarna op woensdag 10 maart 1943 met nog een aantal Dedemsvaartse en Balkbrugse mannen uitzending naar Duitsland volgde.

Werken in Duitsland

Zijn “werkgever” waren de “Gerhard Fieseler Werke” in Kassel-Bettenhausen, een fabriek, waar vliegtuigen werden gebouwd. Het leven in Duitsland was erg zwaar in die tijd: Kleine porties voeding van slechte kwaliteit (de beruchte koolsoep), de nachtelijke bombardementen en dientengevolge weinig rust. De dwangarbeiders waren ondergebracht in een barakkenkamp (Lager), dat onder leiding stond van een fanatieke nazi, een afgekeurde frontsoldaat, die trots was op zijn uniform en de titel “Lagerführer” droeg. De werktijden waren bijzonder lang van 7.00 tot 19.00 uur. Elke morgen vóór de aanvang van het werk werd op het plein tussen de barakken appèl gehouden, waarbij de “Werkmeister” een korte toespraak hield, waarin woorden als “Unser Führer” en “Endsieg” de boventoon voerden. Steevast eindigde “Herr Werkmeister” zijn gebral met de kreet “Heil Hitler”, welke kreet door de ongeveer 1000 dwangarbeiders werd beantwoord met “Drei Liter”.

In de eerste maanden na zijn onvrijwillig vertrek kwamen de brieven nog met enige regelmaat over. Toen echter de geallieerde bombardementen op de Duitse steden, in het bijzonder de oorlogsindustrie en de spoorwegknoop-punten intensiever werden, ontvingen wij soms wekenlang geen post.

Roggebrood

Zoals hiervoor vermeld was de voeding in Duitsland beneden alle peil. Het thuisfront moest dus in actie komen om het leed van de honger enigermate te verzachten. Eind 1942 hadden wij van een boer in Dedemsvaart een mud rogge gekocht, waarvan dagelijks roggepap werd gekookt. Lekker is anders, maar het was oorlog en dan heeft men weinig te kiezen. Ook werd er af en toe een poging ondernomen om een roggebrood te bakken. We kwamen in contact met Hendrik Spoelstra bedrijfsleider van de Coöperatieve Verbruikersvereniging “Blijft Trouw” Julianastraat 48 te Dedemsvaart. In dat winkelpand is nu slagerij Beukeveld gevestigd. Mijn vader was al jaren lid van “Blijft Trouw”. Spoelstra was op de hoogte van de problemen bij ons thuis en stelde voor, dat hij, tegen inlevering van een kleine hoeveelheid rogge, ons wekelijks een roggebrood zou leveren. Aldus geschiedde. Op deze wijze hebben wij (dankzij Spoelstra en zijn bakkers) gedurende een vrij lange periode, elke week een roggebrood kunnen verzenden naar Duitsland, aanvankelijk via de P.T.T. en later door bemiddeling van de vrachtdienst van Johs. van der Graaf Mzn. Dankzij deze roggebrood‑verzending is mijn vader (ondanks alle verdere ontberingen) op enigszins redelijke wijze de oorlog doorgekomen.

Het winkel- en woonhuis annex drukkerij en kantoor van
de firma G.J.Gelderman, omstreeks 1923.

Sonder‑Urlaub

Het is vrijdag 18 februari 1944, ongeveer 18.30 uur. Mijn moeder, mijn broer Wim en de schrijver van dit artikel zitten aan de sobere maaltijd, bestaande uit oorlogsbrood en roggepap. Plotseling hoorden wij voetstappen in het grind en even later stond mijn vader voor ons. Hij kreeg de opdracht om een 19‑jarige Rotterdamse jongen, die destijds het slachtoffer was geworden van een razzia in zijn stad en herstellende was van in Kassel opgelopen poliomyelitis (kinderverlamming), als begeleider naar Rotterdam te brengen. Mijn vader kreeg daarvoor 10 dagen “”Sonder Urlaub” (bijzonder verlof). De vreugde van het weerzien na bijna een jaar werd aanzienlijk getemperd door de mededeling, dat hij zich over 10 dagen weer moest melden. Mijn vader had een verklaring moeten tekenen, dat, indien hij na afloop van het verlof niet terug zou keren, de in Kassel‑Bettenhausen verblijvende Dedemsvaartse dwangarbeiders nooit verlof zouden krijgen. Zijn motivatie was: “Als ik die ellendige oorlog mag overleven, wil ik mijn Dedemsvaartse vrienden later recht in de ogen kunnen kijken en daarom (hoe jammer het ook is voor jullie) voel ik mij verplicht terug te keren. Mijn vader is zondag 27 februari 1944 teruggekeerd naar Duitsland, maar de Dedemsvaartse mannen hebben evenwel nooit verlof gehad. Het afscheid nemen voor de tweede maal was veel zwaarder dan het eerste afscheid op 10 maart 1943.

Voorjaar 1945. Het einde is nabij

In het voorjaar van 1945 kwam het einde van de Tweede Wereldoorlog in zicht. Na de algehele capitulatie van het “Duizendjarig Rijk” op 8 mei 1945, kwam de repatriëring van de Nederlandse dwangarbeiders langzaam op gang en keerden de mannen en jongens (sommigen van hen waren nog geen 19 jaar) terug naar huis. Een aantal van de Dedemsvaartse dwangarbeiders was helaas bij de bombardementen om het leven gekomen. (Zie hiervoor het artikel “De vijf donkere jaren”, opgenomen in het nummer van maart 2005 van het orgaan van de Historische Vereniging Avereest, pagina’s 21 en 22).

In de laatste week van de maand mei 1945 waren nagenoeg alle Dedemsvaarters teruggekeerd in hun woonplaats, evenwel met uitzondering van mijn vader, zodat wij aannamen, dat ook hij het slachtoffer geworden was van één van de vele bombardementen. Men kan zich voorstellen, dat de stemming bij ons thuis tot het nulpunt was gedaald. Dedemsvaart vierde het ene bevrijdings-feest na het andere en wij verkeerden nog steeds in de beklemmende onzeker-heid over het lot van mijn vader, met de achterliggende gedachte, dat hij waarschijnlijk niet meer in leven zou zijn.

De briefkaart

Op dinsdag 29 mei 1945 werd mijn moeder 44 jaar. Op de morgen van die dag bezorgde postbode Barend Jonker een door mijn vader geschreven briefkaart (die nog steeds in mijn bezit is), waarin onder meer vermeld stond, dat hij binnen enkele dagen in Dedemsvaart hoopte aan te komen. Mijn vader was met een aantal lotgenoten tijdelijk ondergebracht in een school in Maastricht, in afwachting van een medische keuring en vervoer naar huis. Mijn moeder was totaal van de kaart en ging met die briefkaart de hele buurt door onder de uitroep: “Dit is mijn mooiste verjaardagscadeau.”

Eindelijk weer thuis

Op zaterdag 2 juni 1945, om ongeveer 18.00 uur, kwam Gerrit Jan Makaske thuis, weliswaar sterk vermagerd, maar overigens goed gezond. Ons gezin was na een moeilijke periode weer compleet.

De reden van de langdurende repatriëring

De vliegtuigfabrieken “Fieseler‑Storch” in Kassel‑Bettenhausen waren door de geallieerde bombardementen met de grond gelijk gemaakt. Na het verschrikke-lijke bombardement. in de vroege avonduren van vrijdag 22 oktober 1943 door de Britse Luchtmacht (Royal Air Force), waarbij nagenoeg de hele stad Kassel in vlammen opging, werden de nog overlevende dwangarbeiders, waaronder mijn vader, overgebracht naar een vliegtuigfabriek in de Zuid‑Duitse stad Augsburg, vermoedelijk de fabrieken van Messerschmitt, maar daar ben ik niet geheel zeker meer van. Het zuiden van Duitsland werd veroverd door de Eerste Amerikaanse Tankbrigade onder commando van de legendarische generaal George Smith Patton, door zijn manschappen liefkozend “Patty” genoemd. Met behulp van deze Amerikanen werden de Nederlandse dwang-arbeiders uit Zuid‑Duitsland via Luxemburg en België naar Maastricht gebracht. Dit is de reden, dat de repatriëring zoveel tijd vergde.

Zaterdag 23 oktober 1943, de dag na het bombardement. Enige overlevende inwoners van de stad Kassel lopen ontredderd rond en aanschouwen de verwoestingen in hun stad.

Hulde aan de P.T.T.bestellers

Hierbij wil ik nog even memoreren de buitengewoon grote meelevendheid van het kleine aantal P.T.T.bestellers van het Postkantoor te Dedemsvaart in die dagen, o.a., in alfabetische volgorde: Hendrik Drenth, Jansen van Elburg, Barend Jonker, Rudolf Klinge, Berend Logtenberg en Gooitsen Postma. Deze mensen waren nooit te beroerd om na afloop van hun diensttijd de uit Duitsland afkomstige post, vaak in de late avonduren, nog te bezorgen bij de ongeruste families, die soms wekenlang niets hadden geboord van hun geliefden.

Slot

Bij de Uitgeverij Robbemond te ‘s‑Gravendeel verscheen in april 1990 een gedichtenbundel, getiteld  “Terug naar Kassel ‑ De ballade van de waanzin”, (ISBN 90‑70997) van de hand van Wim de Vries, geboren te Puttershoek op 25 mei 1923. Wim de Vries verbleef gedurende de Tweede Wereldoorlog als dwangarbeider bij de Gerhard Fieseler Werke in Kassel-Bettenhausen. Op treffende wijze geeft hij in zijn gedichten weer het verlies van de vrienden, die bij de bombardementen omgekomen waren, de ontberingen, de vernederingen, de angsten, de honger en het heimwee, waarmede de dwangarbeiders destijds werden gekweld. Gaarne wil ik dit artikel beëindigen met het ontroerende gedicht uit gemelde bundel, dat mij bijzonder trof, te weten:

HERDENKING

Vandaag zullen we weer koolsoep eten.

Weer luizen vangen in een smerig hemd.

Vandaag zullen we weer schweinhund heten.

Vandaag wordt alles weer opnieuw herkend.

Vandaag horen we weer sirene’s loeien.

En weer opnieuw het huilen van de dood.

Vandaag zal af en toe de angst weer groeien.

Vanavond staat de Hemel weer op rood.

Vandaag staan wij bij onze vele vrienden.

Die deze hel niet hebben overleefd.

Vragen ons af waarvoor dit alles diende.

Het is daarna nooit vrede meer geweest..

Vandaag moesten wij deze bloemen geven.

 Vandaag wordt alles weer verleden tijd.

Misschien is dood een ander woord voor leven.

Zijn jullie eerder nog dan wij bevrijd.

Straks gaan wij weer terug naar heden.

En hoe men ’t wendt en keert of plooit.

Wij zullen veel moeten vergeven.

Vergeten echter doen we nooit.

Peter Makaske, amateur-historicus

error: Inhoud is beveiligd! ©HVAvereest